Twee glazen zekerheid |
-*klos*- |
Nou, kijk nou toch weeres, he... |
Wat? |
Zonder klos hattie raak gewees. Staat as een huis bove water. |
Dat zejjij, jonge. |
Wat? |
Dat zejjij, jonge. Nou, dattie bal raak had gewees. |
Ja natuurlijk jonge, dat weet 't kleinste kind. Hij loop der notabenes recht op af, die bal. |
Jonge, dat kejjij toch helemaal nie zegge. Jij ken de toekoms toch nie in je eige hand zette? |
Wa's dat nou voor onzin...? |
Nee, niks onzin. Die bal klos, he, die bal klos, dus issie nie raak, die bal. |
Jaaa, maar zonder klos hattie raak gewees, da's zeker. |
Holaaa... zei de boer. |
Wat?!? |
Hola, zei de boer. Jij nam daar iets in je mond. |
Wattan?!? |
Jij liet wat vallen, jij zei zeker. Wie bejjij dan wel, dat jij uitmaak of iets zeker is of niet. |
Ja, nou moeijje ophoue, nou moeijje ophoue... |
Zekerheid kent geen tijd, en geen rang en geen stand, begijppie wel? Kijk, ik mag me daar eh... ik mag me daar gaag in eh... in verdiepe. |
Waarin!? |
Nou eh... in van die levesvrage. |
Oh, dus as een bal klos, hè, dan zit jij met een levesvraag in je buik... |
Interdaad. |
Of et misschien toch een karambool was geworde, nou, mooie levesvraag. Daar hep Vader Mensheid behoefte an, dat soort levesvrage. |
Ik weet slechs 1 ding zeker, 1 ding slechs weet deze kleine man zeker... |
En wattis dattan, kruimel..? |
Dak niks zeker weet. Dak niks zeker weet das slechs 1 ding dak zeker weet, dak niks zeker weet. |
En wat zei de dokter dervan? |
Ik ben gebouwd uit twijfels. Ellek Mens Is Gebouwd uit twijfels. |
Hij eh... hep je zeker pille vannut fons gegeven, he. |
Hè, hè... |
Van die kleine gijze stale pilletjes. |
Ja, leuk hoor... |
Ja, die ken ik, die hep me hond ook, die is trouwes ook gebouwd uit twijfels, me hond. |
Geestig... |
Das een eh, das een eh... Kom, das een langharige Ierse twijfelhond. |
Ja jonge, spot jij dermaar mee. Maar jij ben net zo weinig zeker as ik, alleen wil jij et nie zien, met je oogkleppe. |
Oh nee, ik willet nie zien, kom, hoor hem. |
Dus jij, luister nou, dus jij hep je eige bijvoorbeeld niet tege brand gedek, hè, dus jij ben een weerloze prooi van de rooie haan? |
Eh... nou nee... |
Jaaa... |
Nee... |
Ja, ja... |
Nee, an mijn boedel zal je de vlamme toch mooi nie zien likke hoor. |
Jazeker... |
Nou ja, ze kenne natuurlijk wel likke, ja, ze kenne likke zo hard as ze wille, joh. Maar mijn, maar, maar ik krijg et allemaal trug, ik krijg et trug. Nou, laawe hope dattet nooit nodig zal zijn, maar ik krijg et trug. Trouwes van waterscha leg ik ook nie wakker. Laamma plenze, joh. De volgende dag staat meneer Heideheuvel toch mooi met een nieuw tapijt voor de deur. |
Meneer Heideheuvel... |
Ja, smagent... |
Meneer Heideheuvel... |
Kepperme mannetje voor, he. Een apart verzekeringsmannetje hep ik. Meneer Heideheuvel... |
Meneer Heideheuvel... |
Komp al jare, elke twalefde van de maand. Das een soort huisvrind geworde, hè, meneer Heideheuvel. |
Oh. Oh wagges effe, dus jij doettat allemaal nie zellef. Breng jij je risikoos dannie zellef onder? |
Nee, daar heppik me mannetje voor, Meneer Heide... |
Ja, Heideheuvel. Dus as jij iets breek - een been of een mooie vaas - dan mot jij eerst effe Meneer Heideheuvel derbij hale. Da's een mooie zekerheid zeg. Stel Heideheuvel is een tijdje uithuizig, da's ook maar een mens, Heideheuvel, en dan schop zo'n mini-ettertje een bal door je ruit. Nou, dan sta jij toch mooi op de toch. Ja, meneer Heideheuvel hep de polis! |
Ho ho, ho ho, wachtes effe, wachtes effe... |
-*klos*- |
De polisse heppik. |
De polisse hep jij. |
Ja, die heppik. In het dresswaar hep ik alle poli. Ach weet je wat het is, jonge, verzekere is een kwestie van vertrouwe. |
Ja ja, maar dat hebbie nie zelf verzonne, dat hebbie van Heideheuvel. |
Eh... ja. Nou en, wat zou dat..? |
Wat zou dat, wat zou dat?!? Jonge je mot nie alles uit hande geven! Je mot je risikoos een beetje spreide! Ik bedoel, je ruite en je serviesgoed, dat vertrouw jij bij de Brabanse van 1492, hè. Je kindere stoppie in de Overrijsselse van 1712, et keetera, et keetera, et keetera. Maar dou nou niet alles bij Heideheuvel, want als Heideheuvel ze preimies komp hale en Heideheuvel is toevallig nie helemaal zuiver op de gaat dan zittie voor hetzellefde geld toch mooi op de Bahamaas achter een reuzepils de volgende dag. |
Hee joh, kom hè... |
Jaja, jaja, jaja, van jou preimies. Kijk, en laat de Overrijsselse van 1712 dan es failliet gaan, nie waar, dan zit jij voor je ruite nog altijd goed bij de Brabanse van 1492, niewaar? Je mottet in eige hand houwe en een beetje spreide, de risikoos. Niet alles an die losbol van een Heideheuvel geve met ze snoepreisjes. |
Hee hee hee, ja joh, nou alles goed en wel, maar nou ga je toch te ver, hoor. |
Is levesgevaarlijk. |
Me huisvrinde ken ik as me eige broekzak en voor Heideheuvel steek ik dag en nach me klau innet vuur! |
Ja, dat zal Heideheuvel een wors weze! Al steek jij je eige helemaal in de hens! As jij je brandpreimie maar betaalt hep! Of je lijfrente. |
Huh... Hoezo lijfrente? Krijg nou wat, lijfrente... |
Nou, gewoon. Verzekering eh, verzekering eh, verzekering voor lichamelijk letsel. |
Lijfrente... |
Verzekering voor lichamelijk letsel, wanttaar zette ze die gote gebouwe van, hoor, van die kleine lettertjes. Hebbie zoon gebou welles van binne gezien? |
Waffoor gebouw? |
Nou, zoon hoofkwartier van een verzekeringsmaatschappij, waar ze alle poli opslaan. Dat zijn paleize jonge, dat zijn paleize. Van jou 1,64 in de week. Het dikste marremer is nonnie goed genoeg. |
Ja, das burokremazie hè, das burokremazie. Overal. |
En tapijte jonge, tapijte. Je zak tot je knieje in de tapijte. |
Maar als ik onverhoop kom te overlijje, hè... |
Hè bah... |
Dan hoef mijn lieve weduwe der geen boterham minder om te eten, hoor. Dan krijg ze toch een stoot geld van Heideheuvel, heh heh. |
Nou, das dan mooi. Maar stel nouwes dat jij NIET voortijdig komp te ontslapen, waar blijftie schuif poen dan? |
Dan krijg ikket zellef. |
Dan krijgtie et zellef. |
Ja, vijftienduizend keiharde zillevere guldes krijg deze meneer dan, hè. |
Wanneer? Wanneer, wanneer? |
Nou, als ik niet voortijdig kom te ontslape. |
Nee nee nee, wellek jaartal? |
Oh, eh, in 1995. |
1995. Hoe oud bejje dan? |
Nou, da's duidelijk, eh, 65, ik ben van '30. |
Wat mot jij nou op je 65ste met drieduizend gulde doen? Skoetertje kope zeker? |
Heh heh, vijftienduizend gulde, jonge. |
Vijftienduizend? |
Ja, ech wel vijftien mil. |
Jonge, dat hat jij gedroomp. Want weet je wat jij niet doet? Jij kalkeleert de devalazie niet. |
Devalazie? |
Je mot de devalazie kalkelere. Jij doet net alsof der helemaal geen devalazie is! |
Devalazie. |
Nou, sla de geleerde der maar op na hoor. Een piekkie, nou jonge, das in 1995 nog twinteg sent. Kejjij twee kissies sigare voor kope. Voor die vijftien mil. Mooie ouwe dag. |
Nou ja... hoe dan ook, et geef je toch een gevoel van geborgenheid, hè, en da's ook wat waard. |
Ja kijk, maar je mot nie gaan zitte wachte totteh, tot je straks die vijftien mil in je hande hep. Geld mot rolle nie waar, en we wete nou nog wattet waard is. Voor vijftig sent hep jij je pils dus in feite as je nou gaat lope potte, met je preimies, dan doe je schade an derde. |
Huh, derde, welke derde dan? |
Welke derde dan: ik ben 1, jij ben 2 en kasteleintje Koos is de derde. |
Oh!!! |
Nou, is toch zo helder as wat. Komme niks geenneh, kleine lettertjes bij kijke hoor. Hoe kejjij nou alle betrokke partije tevrede stelle, denk nouwes na. |
Eh... Oh ja, natuurlijk. Eh, Koos, tap es effe twee glaze zekerheid. |
Uitstekend. |
Voor een toos op de gezondheid van Meneer Heideheuvel. |
-*klos*- |
Terug naar Teksten |