Een hagelbui scherpt de geest

Soort:Recensie
Onderwerp:Hilaria
Auteur:Pieter Steinz
Medium:NRC Handelsblad
Datum:09-03-2001
Pagina:31

De optimist, zo meldde ooit de Bescheurkalender van het Simplisties Verbond, constateert tevreden dat een pakje lucifers nog steeds even duur is als tien jaar geleden; de pessimist zegt verontwaardigd: 'kun je nagaan wat we al die tijd te veel hebben betaald'. Iedere mattenklopper heeft twee kanten, en dat geldt ook voor de carrière van Kees van Kooten, sinds hij het televisiewerk met Wim de Bie verruilde voor het schrijven. Je kunt positief blijven en zeggen dat Van Kooten met achtereenvolgens een verhalenbundel (Levensnevel), een kinderboek (Het schaampaard) en een hommage aan zijn moeder (Annie) zijn veelzijdigheid bewijst. Je kunt ook kritisch zijn en opperen dat hij zijn talent versnippert en zich niet waarmaakt als de veelbelovende literator die hij in de jaren tachtig - na Veertig en Hedonia - leek te zijn.
 
Van Kootens nieuwste titel, Hilaria, mag dan refereren aan zijn succesvolle roman uit 1983, het boek is weinig meer dan een verzameling columns (uit Rails en Humo) die aangevuld zijn met krantenknipsels, foto's en tekeningetjes van de auteur. Prachtig vormgegeven, dat wel, op vierkant formaat in tientallen kleuren en met tal van typografische kunststukjes - maar dat is de verdienste van Studio Jan de Boer BNO en niet van de bijna 60-jarige schrijver.
 
Bepaald niet alle stukjes in Hilaria zijn 'natuurleuk', om een van Van Kootens eigen neologismen te gebruiken. Wie nog kan grinniken om een geïllustreerd voorstel voor de opname van nieuwe voorlichtingsiconen in hotelgidsen ('er is een kapotte haardroger aanwezig'), doet dat niet meer bij een proeve van grappig bedoeld potjeslatijn ('habes certe faeces in oculis') waarvoor de vierde klas gymnasium zich zou schamen. En toveren de notulen van een fictieve gemeenteraad nog een glimlach tevoorschijn, het lachen vergaat je bij 'Trompe l'ul', waarin de hoofdpersoon schrikt van de kunstvlieg in een pisbak, zijn buurman natspuit en zo een domino-ramp veroorzaakt.
 
Als altijd is Van Kootens onderwerp die gekke moderne tijd, de wereld van blootmode, mailseks, schermblindheid, overbodige luxe en viercilinderlemmingen. 'Overal humor', moppert de schrijver, 'nergens rust meer, niets is meer wat het lijkt en dag en nacht muziek.' In sommige columns lijkt hij dat nog te menen ook, en dan krijgt zijn proza iets oudemannenachtigs over zich. Veel beter zijn de simpele registraties van de absurditeiten van alledag. Zo vraagt de fabrikant die een uitklapdivan wil afleveren op welke dagen de ik-figuur thuis is, om na het antwoord 'Woensdag en donderdag' te reageren met: 'Dan komen wij vrijdag.' En zo voorspelt Van Kooten naar aanleiding van het onderzoek naar pacemakerstoring door antidiefstalpoortjes een reeks van '(para)medische revelaties die u dit jaar kunt verwachten': 'regelmatig huppelen kan hart- en vaatziekten voorkomen; het dragen van een string leidt tot bedplassen [...] een stevige hagelbui op een kaal hoofd bevordert het geheugen voor met name getallen [...] kind dat paardje rijdt op knie grootouders heeft later minder plein- en hoogtevrees en explosiegevaar siliconenborsten bij crematie.'
 
Het probleem met de cursiefjes van Van Kooten is dat ze altijd afgezet zullen worden tegen de hoogtepunten uit zijn carrière met Wim de Bie. Want 't valt niet te ontkennen: de komische gemeenteraadsnotulen in Hilaria zijn minder grappig dan de tv-optredens van de machthebbers van Juinen; het boer- en vingerknakfestival in Doetinchem is minder goed uitgewerkt dan het WK figuurpoepen op De tweede langspeelplaat van het Simplisties Verbond; en het schandaal bij het Centraal Bureau voor de Statistiek is veel minder leuk dan dat bij het Nationaal Rampenfonds uit het midden van de jaren tachtig.
 
Vroeger was alles beter, ik hoor het mezelf zeggen. Maar Van Kooten maakt het er naar. Pessimisme omtrent de literaire carrière van de voormalige écrivain supérieur is gerechtvaardigd. Al ziet de verstokte optimist in mij zelfs na Hilaria nog een bescheiden plaatsje voor Van Kooten in de Nederlandse literatuur. Want wie anders zou zich afvragen welke dodelijke bacteriëncocktails zich verborgen houden op de bodem van onze messenblokken?
 

 
Terug naar Bibliografie