Van Kooten en De Bie zijn de modekoningen van onze taal |
Soort: | Interview |
Onderwerp: | Jemig de Pemig! |
Auteur: | John Hoogerwaard |
Medium: | Trouw |
Datum: | 14-07-1998 |
Pagina: | 2 |
Sanders is bezig met een boekje over de invloed van Van Kooten en De Bie op het Nederlands, waarvan vorige week een voorproefje verscheen in het blad Onze Taal. "Niet omdat ik speciaal fan van ze ben, maar die twee hebben gewoon een feilloos gevoel voor spreektaal. Dat gaat van heel plat tot heel bekakt. Elk typetje spreekt een prachtig soort eigen taal, waardoor het duo onovertroffen is wat betreft de introductie van nieuwe woorden en uitdrukkingen.'   In Jemig de pemig, dat dit najaar verschijnt bij uitgeverij Contact, gaat Sanders op zoek naar de sporen die het VPRO-duo op taalgebied heeft achtergelaten. "In mijn database staan zo'n veertig tot vijftig woorden waarvan zeker is dat ze door Van Kooten en De Bie zijn verzonnen of verbreid.'   Regelneef, positivo, krasse knarren of doemdenken zijn daar slechts enkele van. Een uitdrukking als 'vrije jongens' werd al in de negentiende eeuw gebruikt door Justus van Maurik, het betekende zoiets als: 'Iemand die zijn gang kon gaan, die ongebonden was'. "Door Jacobse en Van Es, de vrije jongens van Van Kooten en De Bie, werd het in 1980 bekend bij een groot publiek. Daardoor kreeg het stilaan een andere betekenis. Vrije jongens zijn nu ondernemers die het niet zo nauw nemen met de wet.'   Het geeft Sanders een enorme voldoening om achter de geschiedenis van woorden aan te gaan. "Ik geef toe dat het triviale kennis is, maar tegelijkertijd kan het heel erg onderhoudend zijn.' Sanders, die geschiedenis studeerde aan de Uva, is een taalfreak. Eerder schreef hij woordenboeken over eponiemen (woorden die ontleend zijn aan namen) en geoniemen (woorden afgeleid van plaatsnamen). Ook heeft hij een tweewekelijkse taalrubriek in NRC Handelsblad.   "Het zoeken zit mij in het bloed. Ik had ook makkelijk documentalist of archivaris kunnen worden. Dat klinkt allemaal heel saai, maar ik vind het buitengewoon opwindend. Taal is de weerslag van heel veel geschiedenis. Neem het woord kalkoen. Dat dier heet bij ons zo omdat het schip waarop het naar Europa kwam, uit het Indiase Calicut afkomstig was. In Engeland werd het geintroduceerd door Turken, vandaar de benaming 'Turkey' in Engelstalige landen. En dat terwijl het beest oorspronkelijk uit Mexico komt.'   Die fascinatie voor taal begon bij Sanders met iets 'simpels' als een stripverhaal. De afleveringen van Kuifje staan stukgelezen in zijn afgeladen boekenkasten, voornamelijk gevuld met woordenboeken. Heel veel woordenboeken. "Tot m'n vijftiende heb ik alleen maar strips gelezen. Suske en Wiske had ik al snel gezien, dat was niet interessant genoeg. Maar van Kuifje heb ik een hoop geleerd. Ik wou dat tekstschrijvers zo gestructureerd te werk gingen als striptekenaars. Je merkt dat zij taal veel beter benutten om iets duidelijk te maken.'   In de pubertijd verschoven de interesses van Sanders enigszins. Zoals bij elke puber speelden de hormonen daarbij een belangrijke rol, maar hij wist dat mooi te combineren met zijn eveneens ontluikende liefde voor taal. "In mijn agenda was ik bezig synoniemen voor neuken te verzamelen. Jammer dat ik die agenda niet meer heb, want ik ben tot honderd gekomen.'   Het besef dat woorden meer zijn dan een middel om met elkaar te communiceren, drong tot hem door tijdens een geschiedenisles op de middelbare school. "De leraar had het over het ontstaan van het woord boycot.' Dat is ontleend aan een rentmeester, die zeer gehaat was bij zijn pachters. Door hem volledig te isoleren, moest Charles Boycot uiteindelijk naar Engeland verkassen. "Voor mij was dat een eye-opener. Tot die tijd had ik er nauwelijks idee van dat er achter woorden een hele wereld schuilging', blikt Sanders terug. "Twintig jaar later resulteerde dat in het eponiemenwoordenboek.'   In Jemig de pemig, een lijfspreuk van de hippie Koos Koets, beantwoordt Sanders een voor hem prangende vraag. Hoe kan het dat Van Kooten en De Bie zo'n enorme invloed hebben gehad op het Nederlands? Er zijn immers vele anderen die hun taalvondsten via de tv de huiskamers inslingeren. Bram en Freek in betere tijden, AndrĂ© van Duin of de heren van Jiskefet.   "Die missen het trendgevoel van Van Kooten en De Bie. Veel mensen beseffen niet dat taal heel erg aan mode onderhevig is. Dat begint al op het schoolplein. Als je daar voortdurend woorden als 'mieters' gebruikt, dan val je buiten de boot. Je gaat vanzelf meedoen met de mode. Maar om een woord te verzinnen dat zo goed bij een heersend gevoel past, zoals 'doemdenken' begin jaren tachtig, daar is taalgevoel voor nodig. En die twee hebben dat als geen ander.'   Daar komt bij dat het duo populair was bij een invloedrijke groep. "Mensen die taal produceren: journalisten, politici, schrijvers en wetenschappers. AndrĂ© van Duin is lang niet zo populair bij die groep, waardoor er een stuk minder van hem is opgepikt. Simpelweg omdat zijn aanhang nauwelijks invloed heeft op taalontwikkelingen.'   Het gaat dus om de groep die bereikt wordt. Sanders geeft als goed voorbeeld maffiafilms. "Die worden ook heel goed bekeken door criminelen. Uit telefoontaps bij de Turkse maffia is gebleken dat zij de hoogste baas 'vader' zijn gaan noemen. Dat komt door 'The Godfather' van Francis Ford Coppola. Criminelen worden door gangsterfilms ook op ideeen gebracht. Volgens mij worden er tegenwoordig veel meer mensen in stukken gezaagd.'   Sanders concentreert zich bij het schrijven van Jemig de pemig uitsluitend op de woorden en uitdrukkingen die zijn doorgedrongen tot de algemene spreektaal. Alleen al in de boeken van Kees van Kooten staan per titel tientallen nieuwe woorden, waarvan vele het niet hebben gehaald. "Ze waren natuurlijk ook wel eens te flauw of gewoon niet goed genoeg. 'Ureluurs' en 'terug naar off' zijn nooit door het publiek opgepikt.'   Desondanks staat de unieke positie van Van Kooten en De Bie als taalvernieuwers voor Sanders niet ter discussie. "Zij hebben het Haags populair gemaakt. Heel lang was Amsterdams het dominante accent in cabaret en kleinkunst, maar nu heb je ook Haags en Rotterdams. En dankzij hen wordt de strip 'Haagse Harry' door vrijwel iedere Nederlander begrepen.'   Wie zijn de afgelopen tijd in de media 'een Hekking' genoemd? Ewoud Sanders (40) somt ze op: 'Burgemeester Opstelten van Utrecht, de burgemeester van Valkenburg en ook publicist Kees Verheul.' Tjolk Hekking, publiciteitsgeile wethouder te Juinen, is een typetje van Van Kooten en De Bie. Vrij onopgemerkt is deze bestuurder tot onze taal doorgedrongen, maar de geestelijke vaders zijn dan ook kampioen taalvernieuwing.   |