Huisvaderhumor van sympathieke stoethaspel |
Soort: | Recensie |
Onderwerp: | Hilaria |
Auteur: | Peter van Vlerken |
Medium: | De Gelderlander |
Datum: | 23-03-2001 |
Pagina: | |
Na Annie, het gevoelige requiem voor zijn moeder, vond Kees van Kooten het blijkbaar tijd voor een onbekommerd humoristisch werkje. Dat werd het fraai vormgegeven boek Hilaria, dat kort geleden verscheen bij uitgeverij De Bezige Bij.   Helemaal nieuw is Hilaria niet, omdat de meeste van de 47 stukken eerder werden gepubliceerd als cursiefjes in het Belgische weekblad Humo. Ze dateren van de laatste tien jaar van de vorige eeuw en geven volgens de schrijver een tijdsbeeld van die periode.   Ze zijn ook ingrijpend herschreven. Als de Nederlandse lezers ze niet voor het eerst onder ogen krijgen, dan dus in elk geval anders. Van Kooten heeft zijn artikelen voorzien van 'zelfgemaakte tekeningen, zelfgeschoten foto's en zelfgeknipte knipsels'.   Hilaria is humor om te lachen. Maar het moet gezegd dat de lach die de geschreven humor van Van Kooten oproept altijd minder uitbundig is dan wanneer je hem ziet en hoort optreden op een podium of op de televisie. Zet de verschijningen van wethouder Hekking af tegen de vijf 'gemeenteraadsnotulen' uit dit boek, dan komt de lezer er qua lach ten opzichte van de televisiekijker wat bekaaid vanaf. Misschien heeft het ermee te maken dat lezen een grotere inspanning vergt dan televisiekijken.   Waarin zit 'm het bijzondere van de humor van Van Kooten? Terwijl andere komieken zoals Freek de Jonge en Youp van 't Hek en hun jongere soortgenoten als Theo Maassen en Hans Teeuwen het doorgaans moeten hebben van een grote, al dan niet grove bek, is Van Kooten de ingetogen netheid zelve. Noem het brave huisvader-humor van een sympathieke stoethaspel. Als Van Kooten met iemand te vergelijken is, dan met Woody Allen.   In Hilaria passeren vele onderwerpen de revue. Dat gaat van de aanschaf van een tweede huis in Frankrijk - niemand komt ooit op bezoek in je tweede huis - tot de etiquetten van het mobiele telefoneren. Stuk voor stuk zijn de situaties die Van Kooten schetst zeer herkenbaar. Hij ziet dingen die gewone mensen niet opvallen en waar hij ze via virtuoze woordkunst op attent maakt. Ik weet niet of dat scherp observeren is wat Van Kooten doet, het is eerder observeren met een bepaalde, ondefinieerbare Van Kooten-blik.   Een citaat uit Het zelftal waarin Van Kooten schrijft over zijn jeugdige passie voor voetbal: 'Elke stap was onderdeel van een denkbeeldige aanloop, iedere voetganger die je tegemoetkwam was een tegenstander die ontweken of met een schijnbeweging op het verkeerde been gezet moest worden, elke deur was een doel, ieder portiek een strafschopgebied, de put in de stoeprand de uiterste hoek, iedere lantaarn de paal, de waslijn de lat en het natte laken was het net.' Het lijkt erop dat Van Kooten in plaats van de bal zijn humor is gaan projecteren op alles wat hij tegenkwam.   |