Eerbetoon aan een lichte letterheer |
Ondertitel: | Letterkundig Museum wijdt tentoonstelling aan Van Kooten |
Soort: | Interview |
Onderwerp: | Vier Lichte Letterheren |
Auteur: | Piet Koster |
Medium: | Algemeen Dagblad |
Datum: | 21-04-1999 |
Pagina: | 25 (Kunst) |
In zijn boek Koot graaft zich autobio beschrijft Kees van Kooten op meesterlijke wijze hoe hij als tienjarig jongetje Simon Carmiggelt ontmoette. Vader Van Kooten stelde Kees aan Carmiggelt voor tijdens de Boekenweek van 1951 toen de schrijver in de Haagse Bijenkorf signeerde. 'En', vroeg Carmiggelt, 'weet Kees al wat hij later gaat worden?' 'Nou meneer Carmiggelt', glunderde zijn vader, 'Kees had een acht voor Nederlands op zijn rapport. Dus misschien gaat Kees later wel door in de Letteren.'   Waarop meneer Carmiggelt de dop van zijn vulpen schroefde en in de bundel Poespas schreef:'Voor Kees, die later doorgaat in de Letteren.'   Nu, 48 jaar later, is de cirkel rond. Simon Carmiggelt en Kees van Kooten zijn samen met Godfried Bomans en de 85-jarige meester van het rijm Kees Stip onderwerp van de tentoonstelling Vier lichte letterheren, in het Letterkundig Museum in Den Haag.   Daar wordt het (schrijvers)leven van de jongste van deze vier uitgebeeld met tal van (jeugd)foto's en familiedocumenten, een blik Flexa waarvoor hij begin jaren 60 als copywriter de slagzin 'Verf te kust en te kleur' bedacht, de volledige reeks van 14 Bescheurkalenders die hij van 1972 tot 1985 maakte met Wim de Bie, tientallen met zorg gekozen prentbriefkaarten die Simon Carmiggelt hem stuurde en een chaotisch uitziende stoel, die knutselaar Karel Meijers bouwde naar een passage uit Van Kootens Veertig (1982).   Toen hij eenmaal de gene te boven was dat hij tot dit selecte literaire gezelschap was gerekend, heeft Van Kooten tentoonstellingssamensteller Aad Meinderts zijn volle medewerking verleend. Dat leidde ook tot de herinnering aan een van de 'gru-we-lijk-ste' momenten uit zijn leven.   'Ik zou er nooit op gekomen zijn', zegt Van Kooten, 'maar Aad Meinderts herinnerde zich het uit Zwemmen met droog haar. Daarin schreef ik over het bezoek van een Roemeense vriendin, na de val van Ceaucescu. Barbara, mijn echtgenote, had Ralu tijdens de wintersport ontmoet en contact met haar gehouden. Brieven schrijven, medelijden, medelijden, kom eens naar ons... Enfin, ze kwam, maar het enige wat zij terug had kunnen doen, was het opsturen van een folkoristische franjejurk voor Barbara. Er was geen kijk op dat Barbara die ooit zou dragen. Maar er werd niet over gesproken. Na een week vroeg zij aan mij wat ik eigenlijk deed. Ik mompelde iets over televisie en stopte, zonder erbij na te denken, een band in de videorecorder. Meteen was een scène te zien waarin ik met Wim de Bie als moeder en zoon kwam aanlopen. Ik in die Roemeense robe, die precies de goede graad van tuttigheid uitstraalde. Een gru-we-lijk moment.'   Toen de opening van Vier lichte letterheren steeds dichterbij kwam, besefte Van Kooten ineens dat zijn aanwezigheid wel eens pijnlijk zou kunnen zijn: 'Kees Stip is dik in de tachtig en woont ver weg. Dus, dacht ik, die komt niet. Ik vond het een beetje ijdel om daar dan als enige te zijn. De manier waarop Aad Meinderts me vertelde dat Kees Stip er ook zou zijn, was perfect. De helft is er!, zei hij.'   'Kees Stip is van groot belang geweest voor mijn ontwikkeling. Hij bracht ons een soort taalanarchie bij. Van Kees Stip is 'voor was was was, was was is', om er maar eentje te noemen. Die speelsheid, wat er allemaal met taal kon, zag je voor 't eerst bij Kees Stip. Maar met dat soort taal werd op school nooit iets gedaan.'   Zijn uitverkiezing als lichte letterheer kan worden gezien als de afsluiting van een periode van dertig jaar, waarin hij samen met Wim de Bie honderden televisieprogramma's maakte. Leven zonder televisie, hoe bevalt dat?   'Heerlijk. En als mensen je missen en zeggen het jammer te vinden dat we zijn gestopt, dan is het goed. Behalve dat ik het laatste kwart van mijn leven niet aan de televisie wilde geven, was ik ervan overtuigd dat we geen nieuwe vorm meer konden vinden. Tot het mij fysiek begon op te breken, was het altijd zo leuk om te doen dat ik nooit het gevoel had iets te hebben gemist. Nu weet ik wel wat er allemaal tegenover kan staan. Ik ben nu van deadlines af. Donderdags filmen, vrijdag monteren, zondag uitzending..., ik ben blij dat het niet meer hoeft. Ik heb nu absoluut een nieuw leven.'   Optreden doet hij nog wel, maar dan onder de titel Kees van Kooten leest zich voor uit zijn hoofd en het liefst in het Amsterdamse theater De Kleine Komedie: 'Ik heb vaak voorgelezen op de schrijvers lezen voor-manier, van het blad. Ik dacht: ik ga wat anders doen, ik ga ze allemaal uit mijn hoofd leren. Ik ben veertien verhalen gekozen, op een bandje ingesproken en gewapend met dat recordertje heb ik een maand lang in Frankrijk door de bergen gelopen. Voor De Kleine Komedie ben ik nu een soort eerste reserve. Als er eens iemand uitvalt, vraagt Joost Nuissl of ik zin heb. Graag. Dan belt-ie om half acht dat alles klaar staat en ik hoef alleen nog maar de deur uit, brug over en ik kan beginnen.'   Wanneer we van De Posthoorn naar het Letterkundig Museum wandelen breekt een winterse hagelbui los. Van Kooten stelt gnuivend vast: ''s-Gravenhagel.'   Vier lichte letterheren, Den Haag Letterkundig Museum t/m 12 september. Di t/m vrij 10.00 tot 17.00 uur, za en zo 12.00 tot 17.00 uur. Tel. 070-3477941).   |