Ergernis omzetten in genot |
Ondertitel: | Verzamelde columns van Kees van Kooten |
Soort: | Recensie |
Onderwerp: | Tijdelijk nieuw |
Auteur: | Arjan Peters |
Medium: | De Volkskrant |
Datum: | 16-05-2003 |
Pagina: | 25 (Cicero) |
Toen op 21 januari van dit jaar Jaap Vegter werd begraven, de tekenaar die ruim een kwarteeuw Vrij Nederland wekelijks satirisch uitluidde, woonde Kees van Kooten de afscheidsdienst bij. Hij bewonderde Vegter, die 'de toenemende klootzakkerij dag aan dag in beeld bleef brengen. De verloedering werd ten minste door iemand verslagen.' De dienst werd een bezoeking, doordat een spreker gedurende 25 minuten de lof van zichzelf begon te zingen. O, hoe goed had hij Jaap niet gekend. De dode mocht maar wat blij zijn dat hij deze fijne kameraad op zijn pad had getroffen.   Vol verbetenheid doopt Van Kooten deze onuitstaanbaar blatende kwast 'De Tegenspreker'. Door hardnekkig aan Vegter te denken, buigt Van Kooten zijn vergramdheid alsnog in tevredenheid om: 'Hier staat, praat en beweegt Jaap Vegters laatste creatie. Zo'n onverteerbare patjepeĆ«er kon hij alleen op papier zetten. (...) Het grootste aan de onvervangbare kunst van Jaap Vegter was dat hij je ergernis kon omzetten in genot.'   'De Tegenspreker', met 49 andere stukken opgenomen in Tijdelijk nieuw, de verzamelde columns die de schrijver de afgelopen twee jaar bijdroeg aan het Vlaamse weekblad Humo, is illustratief voor de positie die de inmiddels 62-jarige Van Kooten als taalgevoelige trendwatcher inneemt. De ongedwongen, virtuoze speelsheid van titels als Treitertrends en Modermismen - schetsen van het laatste fin de siecle, 'de wereld voor elfnegennuleen' - heeft er een scherp randje bij gekregen. De uitwassen van het hedonisme en consumentisme, door de satirische cabaretier en columnist de afgelopen drie decennia haarfijn gedemonstreerd aan de hand van reclametaal en jargon, hebben de samenleving grondig verziekt. Uithalen als 'klootzakkerij' en 'verloedering' worden door hem ronduit geponeerd, en niet langer met ironie omzwachteld. Het is onderhand allemaal zo grappig niet meer, zelfs niet voor een geboren komiek als Kees van Kooten. Als hij constateert dat Jaap Vegter 'je ergernis kon omzetten in genot', klinkt dat ook als een aansporing aan het eigen adres. Laat je niet kisten, roept hij zichzelf toe, terwijl hij de gekiste geestverwant mee ten grave draagt, en nadat hij zojuist de daad bij het woord heeft gevoegd door de ijdele spreker als 'De Tegenspreker' toe te voegen aan zijn grandioze verzameling van vaderlandse typetjes.   Zodat Tijdelijk nieuw (ondertitel: Vijftig tijdopnamen) mooi aansluit bij de ietwat weemoedig gestemde titels Levensnevel (1999) en Annie (2000), daarmee tezamen een triptiek vormend van de oudere clown die zich allengs sterker bewust is dat hij zelf ook niet voor de tijdelijkheid gespaard blijft. De bundel Hilaria (2001) wekte, wellicht mede door de daverende titel en de exuberante vormgeving, nog de indruk dat Kees van Kooten de onvrede over de meest bezopen trends onverminderd veerkrachtig verbaal kon wegspelen.   Nu lukt dat zo soepeltjes niet meer, en juist door de vermenging van absurdisme met merkbare bezorgdheid geeft de columnist te kennen, zich niet in nostalgie te willen verschansen. Misschien is de wereld waarin hij zich thuis wist, al voelde hij zich er niet altijd op zijn plaats (maar die struikelpartijen over allerhande 'modermismen' gaven hem nu net zijn unieke plaats als herkenbare chroniqueur), met ingang van het nieuwe millennium wel definitief veranderd.   Steeds vaker wordt hij getroffen door haperingen in zijn langetermijngeheugen. Hoe heette die actrice nou toch weer, en wat was de titel van de film waarin ze een rode baret op had? 'Was het niet iets als 'Pumpum and the Kedoem-kedoem'? Nee, The Man from Pramsarabram?' Stof voor een ogenschijnlijk ongevaarlijke column - maar opgenomen in deze bundel ook een zoveelste aanwijzing dat er een veel ingrijpender verwarring op de loer ligt. Uit een ander stukje: 'Ik bladerde nog wat door mijn oude agenda's en vroeg mij af hoe lang mijn moeder alweer dood was. Uit het blote hoofd hield ik het op zes jaar. Maar een kwartier later las ik dat zij nog maar pas in augustus 1999 is overleden. Twee jaar minder dood dan ik dacht dus.' En dat betekent een opluchting. Maar er begint iets te schuren en wankelen, zoveel is zeker. In de column ervoor heeft Van Kooten verhaald dat hij de twee koperen vaasjes uit zijn moeders opgeruimde boedel, die hij voor een habbekrats op de vlooienarkt van het Waterlooplein had weggedaan, drie maanden later voor vijftig euro weer terugkocht.   Ook dat zegt iets. Net als de opmerking uit het voorlaatste stuk, dat 'wij waarschijnlijk de laatste generatie zullen blijken waarin nog mensen voorkwamen aan wie op geen enkele wijze was gesleuteld', niet alleen getuigt van vrolijkheid over het hedendaagse gehannes met implantaten en siliconen, droef stemmende pogingen om niet oud te worden, jezelf te blijven, terwijl je paradoxalerwijs verandert in een verstarde karikatuur.   Door middel van moralistisch getinte terzijdes laat Van Kooten doorschemeren dat hij heden ten dage de grimmigheid niet schuwt. Die sluipenderwijs ingetreden verandering geeft Tijdelijk nieuw een gelaagdheid die ervoor zorgt dat hij nog steeds een van onze beste columnisten is. De Pim Fortuyn-gekte wordt genadeloos op de hak genomen in 'Candle in the Pim', idem de tot niets verplichtende goede-doel-ziekte in 'United Samaritans'; schitterend van taal is de herinnering aan jongenskamerrituelen ('Nat raam likt beter. De punt van mijn neus laat een vetkringetje achter van een kwartier, dat nog een half jaar zal blijven zitten'), maar door alle humoristische typeringen heen schemert de verbijstering over de stuurloosheid van de moderne tijd.   In 'Man in Talkshow' gaat het over prietpraatprogramma's waarin alles wordt behandeld en intussen niets gezegd. Van Kooten zoomt in op de gast J. van Elk, die dikwijls aanzit in zo'n show, maar dan telkens mysterieus zwijgt, om ten slotte over het Noordzeewater naar de horizon weg te wandelen. Van Kooten herkent iets in deze Elckerlyc. Hij is een volleerd omzetter van ergernis in genot - maar doordat hij die ergernis minder dan ooit tevoren inhoudt, ontkomt Tijdelijk nieuw glansrijk aan de vrijblijvendheid die menige bundel van collega-columnisten reeds bij verschijnen tot verouderd nieuw degradeert.   |