Kees & Wim |
Ondertitel: | Twee onweerstaanbare Haagse jongens |
Soort: | Artikel |
Onderwerp: | Van Kooten en De Bie |
Auteur: | William Rothuizen |
Medium: | Haagse Post |
Datum: | 04-01-1975 |
Pagina: | 50-55 |
Op een schoolavond in 1957 had Wim de Bie voor zijn nergens op slaande sketch "De Amerikaanse kapper" wat jongens uit de zaal nodig. Kees van Kooten spoedde zich naar het toneel - en daarmee startte een samenwerking die via de "Klisjeemannetjes" in "Uitlaat", "Hadimassa", een Esperanto-cursus, "Het Gat van Nederland" de Nipkow-schijf tot het "Simplisties Verbond" zou leiden. William Rothuizen zwierf met Kees van Kooten en Wim de Bie door hun geboorteplaats Den Haah, om jeugdherinneringen op te halen en na te gaan hoe het allemaal begon en wat zij beogen.   Kees van Kooten en Wim de Bie blikken uiterst tevreden om zich heen: Bodega De Posthoorn aan het Haagse Voorhout is niet veranderd. Wim: "Het lelijke schilderij hangt er nog. Alleen is er een koperen hoorn aan de muur gehangen, maar verder gelukkig alles bij het oude gebleven. Ook de beleefdheid hè, die man daar, achter de kast, die altijd zo beleefd vraagt: Pilsebiertje, meneer?"   Kees: "De Posthoorn, dat is Den Haag op zijn beleefdst. Het is hier keurig, keurig, keurige kunstenaars. Tijdje geleden was ik op een opening van Galerie Balans in Amsterdam en daar waren zo'n 30 Haagse kunstenaars meegekomen, dat zijn héren, hè, echte heren. Zie er ook heel gezond uit."   Stuivertje   De Posthoorn-clientèle converseert beschaafd om ons heen en het kortharige tv-duo, eerder op deze ochtend nog wat gespannen, voelt zich duidelijk beter op zijn gemak. Kees heeft zich even afgezonderd en keert zeer content terug: "Ik heb hier op het toilet vroeger een stuivertje van me op een leiding gelegd. Ligt er nog steeds. Controleer ik altijd even ja, leuk hoor. Niks veranderd. Meestal, als ik ergens zit, wil ik meteen weer weg, maar hier kan ik best een dag zitten. Kijk, Brand's bier hebben ze hier. Prima Limburgs bier, trouwens."   Wim: "Hier begon de zaterdagmiddag, toen we niet meer in Den Haag woonden maar ieder weekeinde naar huis gingen. Met de weekendtassen rechtstreeks van het station naar De Posthoorn, hier verzamelen met de vrienden en afspraken maken."   Kees: "Pas na de middelbare schooltijd, want voor scholieren was de Posthoorn te hoog gegrepen. Te hoog hier. Komen de betere ooms en tantes. In de schoolperiode kwamen we hier alleen wel eens als we naar de schouwburg geweest waren. Dan was het gerechtvaardigd hier een kopje koffie te gebruiken. En dan had je de verhalen dat Paul Steenbergen hier kwam en Cees Laseur... Later, toen we zelf een beetje artistiek bezig waren, toen werd het verantwoord hè, hier te komen. Jaah... Het Grote Leven, hè."   Sprookjes   Uit het stemmige publiek stapt een middelbare dame, een monter type, naar ons tafeltje toe om zich met blijde blik tot Kees en Wim te wenden: "Hoe gaat 't ermee? Zijn jullie alweer nieuwe plannen aan het maken?" Het duo kijkt blij verrast op een staat de symphatieke same voorkomend te woord.   "Dat is de moeder van twee hele goede vrienden," legt Kees uit, "de moeder van Jaap en Frits de Leeuw uit De Vliegerstraat, vlak bij café Modern in de buurt. Ze hadden daar een kamer waar twee meter hoge torens van boeken stonden."   Wim: "en een zolder waar vaak het feest was. Bij Jaap en Frits. Bep de Leeuw is actrice, ze heeft mij vroeger, toen ik nog op school zat, bij het Haags Sprookjestoneel getrokken." Wim trekt aan zijn sigaartje en voegt vergenoegd toe: "Dat was helemaal raak hoor, die ontmoeting hier, met die moeder. Hoort exact hier in de Posthoorn, zo'n ontmoeting."   We gaan foto's maken op het Voorhout. Kees en Wim klimmen onder een loodgrijze lucht in een oude pomp om precies eender te poseren als in 1960, toe ze daar om de hoek, in Pulchri Studio, met 't eerste programma van hun cabaretgroep Cebrah in première gingen. "We hadden de stad volgehangen met affiches," zeg Wim, "en die waren modern vormgegeven, begrijp je? Schrijfmachineletters op kastpapier, dat soort werk." De krant sprak van een vriendelijk scholierencabaret.   Zuiltje   Veertien jaar later hebben ze de prijs van de tv-critici, de zilveren Nipkow-schijf, in ontvangst mogen nemen "voor hun hele oeuvre". Midden jaren '60 werden ze bekend als de Klisjeemannetjes van het VARA-radioprogramma "Uitlaat", op de buis hebben we Van Kooten en De Bie vervolgens gezien in "Rood Wit Blauw", "Puntje-puntje-puntje", in de Esperanto-cursus en vooral in "Hadimassa" en VPRO's "Gat van Nederland". Nu verschijnen ze, onder VPRO's vleugels, in een eigengemaakt zuiltje; het Simplisties Verbond, als de verbondsdirecteuren Kooten en Bie.   Tussen alle bedrijven door stellen ze jaarlijks een opmerkelijke Bescheurkalender samen, schrijft Kees van Kooten wekelijks zijn treitertrends voor de Haagse Post. Eerder verscheen hun boek "Lachen is gezond", schreef Wim de Bie voor Het Parool zijn rubriek "Uit het Dagboek van een Vogel", voerden ze samen in Het Parool de briefwisseling "De Plannenmakers" en waagde Kees van Kooten zich aan het script voor de mislukte film "Geen Paniek".   Vroeger vaak als komisch duo omschreven tonen Kees en Wim zich in dat Simplisties Verbond vaak grimmig. Het olijke lijkt er een beetje af te gaan, wrange trekjes die vroeger al zichtbaar waren komen duidelijker naar voren, de gekozen onderwerpen zijn niet altijd vrijblijvend en Wim vervalt regelmatig in hevige uitbarstingen van woede. Is het komisch duo steeds meer ironisch, satirisch of zelfs kritisch duo aan het worden?   Wim: "Het zo open mogelijk houden, dat vind ik er het meest aantrekkelijke van. Een heel eigen wereld te scheppen, niet zo makkelijk te vangen onder dat kopje humor. Ik kan eigenlijk nooit lachen om een als humoristisch aangekondigd programma... zélden! Het is allemaal zo evident, vaak zo slecht."   Kees en Wim winden zich in hun programma op over misstanden, zoals een lage ijzeren poort die woonwagenbewoners moet verhinderen op een overigens volkomen leeg parkeerterrein te gaan staan. Behoefte aan maatschappelijkritiek, aan het uitdragen van boodschappen?   Kees: "Er zijn dingen waar we over struikelen, waar we boos over worden. Daar maken we dan een nummer van. Wij zijn niet voldoende sterke persoonlijkheden om er naast te gaan staan en te zeggen: geef mij maar een kwartier camera en dan ik eens zeggen wat me op het hart ligt. Wij verpakken het en ons verpakkingsmateriaal is de lach, niet aan te ontkomen."   Wim: "We maken ons soms écht kwaad... stampvoetend door het vertrek. We dachten dat we dat ook maar eens moesten laten zien."   Dochter   Voor een betere kennismaking met Kees en Wim rijden we door een vreselijk somber en regenachtig Den Haag naar hun oude vertrouwde plekken. Kees legt uit dat onze rijweg zowel Laan van Meerderveurt, Laan van Minder Soort en Laan van Bouw maar Voort werd genoemd: "Allemaal Haagse benamingen. Wij verhuisden van de Vreeswijkstraat naar het Statenkwartier, dat was een verbetering hè. want alles hier links van de Laan van Meerdervoort is duidelijk minder dan rechts, hè, zo zien ze die scheidslijn hier."   Wim: "En hier moet fotostudio Ton Blom zijn. Ja, daar staat ie!"   HP: "Hoezo, Ton Blom?"   Wim: "Nou eh... de dóchter van Ton Blom hè..."   Kees: "Grootste borsten van de hele school."   Kees & Wim: "Hahaha..."   Wim: "En daar op de hoek: snackbar de Gouden Paraplu."   Kees: "Punt van de eerste grote rellen met Indonesische Hagenaars."   Wim: "Knokpartijen die de landelijke pers haalden."   Kees: "Fietskettingen verstopt onder de jukebox, dat werk."   Via Wim's wandelroute naar de lagere school - "Die rijdt ik nog wel eens," zegt hij verlegen, "vind ik nog steeds prima" - komen we in de Parsifalstraat waar Willem Philippe de Bie op 17 mei 1939 het levenslicht zag. Een keurige straat uit de jaren '30 met intieme tuintjes en vriendelijke baksteengevels.   Wim wijst ons er op dat de Parsifalstraat vroeger als een eenzaam wijkje tussen "de landjes" lag, de open plekken die allemaal zijn volgebouwd. Zijn vader had daar altijd wel een lap grond voor lichte tuinbouw en kleine Wim speelde er Indiaantje. Zijn vader - inmiddels overleden - had een strak afgepaste ambtenaarsfunctie bij het GEB en ontplooide zich daarnaast in genoemde tuinbouw, in het schrijven van korte, vaak humoristische verhalen - "Zijn grote literaire voorbeeld was Dickens, de Pickwickpapers was zijn lijfboek" -, was amateurtoneelspeler en deed graag mee aan toneelstukjes in de huiselijke kring.   Het ouderlijk huis was voor Wim en zijn jaar jongere zusje: "Heel goede sfeer, probleemloos, stabiel, beschermd... ja, heel beschermd. Geen problemen, niet problematisch aan en zo zou ik mijn hele jeugd willen omschrijven: gewoon niks aan de hand. Erg Nederlands, erg vijftiger jaren, wat je maar wilt, het klopt allemaal... niks aan de hand."   Pijl en boog   Niettemin vertelt tv-maker De Bie met smaak over zijn jonge jaren in dat beschermde straatje aan de buitenkant van Den Haag, waar in de oorlog vlakbij de Duitse V2-raketten richting Engeland werden gelanceerd, operaties die nogal eens mislukten "en dan zigzagde zo'n ding over ons huis heen Den Haag in en dan viel er weer een hele straat in puin."   Na de bevrijding oorlogstuig verzamelen, hutten bouwen en tijd voor het indianenspel onder leiding van vader De Bie en diens broer, oom Henk: "Ik kan nog steeds een zeer professionele pijl en boog maken: wilgetak, vlierdop op de pijl, dat soort werk."   Opgegroeid met klassieke muziek: "Ik lag in mijn bed en hoorde beneden zingen. Mijn moeder zingt nog. Mijn vader was altijd luisteraar. Zelf ben ik piano gaan spelen toen ik 8 was, maar die pianolessen heb ik maar 2 jaar gedaan. Ik speel graag een uurtje voor mezelf, de bekende riedels, gewoon om het doen."   Mei 1973 was Wim, samen met zijn moeder, op tv in "Het Gat" te zien en te beluisteren in een duet. Wim stelde zijn moeder heel gedecideerd op haar gemak en het duet klonk goed. Wim: "Daar heb ik haar toen wel voor moeten overhalen, want ze was er een beetje bang voor. Maar, 't is goed gegaan. Ik wilde een beeld geven van het echte huiskamer-concert. zoals ik dat vroeger thuis meemaakte."   Wat voor jongetje was hij? Wim: "Heel gewoon, heel gewoon. Geen problemen hè, geen probleem. Die kunnen soms een sleutel zijn tot het werk wat je later doet, maar nee, ik zie ze niet liggen. Nou ja... de verlegenheid... Ik was niet zo'n voorop lopend jongetje... integendeel. Ik moest soms letterlijk uit huis worden gezet om mee te doen. Zoals de kleuterschool, daar moest ik met lichte vorm van geweld naar toe worden gebracht. Ik was een verlegen, beetje bangig jongetje, dat wel.   "Ja. Dat in huis blijven en maar niet naar buiten gaan, dat is toch wel een wezenlijke trek. Ik raak er overheen, maar ja... Nu, na 10 jaar televisiewerk ben ik eraan gewend geraakt... Misschien... Kijk, de mensen hebben nu een reden om naar mij te kijken, begrijp je? Vroeger dacht ik... nou nee, de mensen keken niet, maar nu kennen ze mij min of meer en ik merk nooit vervelende dingen op straat of onderweg. Altijd een heel vriendelijk contact. Maar in het begin kwam ik drie of vier dagen na een uitzending niet buiten.   "Wat voor mij heel sterk geldt is: kat uit de boom kijken. Het duurt lang voordat ik me ergens op mijn gemak voel, ook in het contact met mensen. Wel een soort vriendelijk contact onderhouden, maar toch erg gespannen. Het ontspannen jezelf zijn, dat duurt bij mij heel lang en dan altijd binnenskamers. Een aangeboren trek, denk ik. Het zal ook wel te maken hebben met dat heel beschermde van thuis. Mijn ouders doorzagen dat wel en probeerden het te doorbreken. Ze hebben mij altijd over drempels geduwd, anders zou ik het er misschien moeilijk mee gekregen hebben.   "Op de lagere school dezelfde verlegenheid en geremdheid, maar toch ook aandacht trekken met heel veel toneel spelen. Niet alleen op school en thuis, ook in het Haags Sprookjestoneel, een semi-professioneel gezelschap. Dat wel: al heel vroeg die drang om voor het publiek te gaan staan. Ik las veel. Prima herinneringen hoor, aan die lagere school. Een wandeling van een half uur naar huis, eten op tijd klaar. Gezellig, ja hoor, alles even geruisloos, hahaha."   Ontmoeting   Op het Daltonlyceum - vlak bij de Parsifalstraat - vond Wim zijn latere partner Kees van Kooten. Herinnert hij zich die eerste ontmoeting nog?   Wim: "Ja, ja. Ik ben 2 jaar ouder, ik zat in de 5e klas, Kees in de 3e toen een belangrijk verschil. Op een feestavond, waar ik de leiding had en sketches opvoerde had ik wat jongens uit de zaal nodig. Die sketch heette 'De Amerikaanse kapper', een eh... onzinnige sketch die verder nergens op sloeg. Ik hield een conference over Amerika waar alles zo snel gebeurt, zette die 5 jongens op een rij, knoopte een laken onder die 5 kinnen, legde er een ladder overheen zodat die 5 hoofden er uit staken, toen zeepte ik ze in en ik ging er langs met een sabel. Omdat ik ook niet wist hoe die sketch af moest lopen, riep ik aan het slot, met opgeheven sabelL 'En nu op naar Amerika'. Doek. Sloeg nergens op. Maar die jongens, daar was Kees bij.   "Daarna gingen we revue-achtige dingen maken, samen. Och, we waren gelijk gericht hè. Hij deed dingen die ik herkende. Toen begon een hechte samenwerking en die is nooit meer opgehouden. Wat voor indruk Kees toen op mij maakte?... Dat is moeilijk te zeggen... heb ik me nooit gerealiseerd. We deden de literaire afdeling van de schoolkrant, we schreven gedichten, later gingen we die cabaretgroep maken... 't zit 'm geloof ik in het doen hè?"   Windval   De Vreeswijkstraat in de Zuiderparkbuurt ziet er nogal grauw en levenloos uit. "Nummer 174, portiek," zegt Kees van Kooten, "dat is mijn geboortehuis, heb ik tot mijn 13e gewoond. Daar, helemaal boven, waar die gele vitrage hangt. Die ruit waaide elke maand in. Rare windval hier. Bij Nederland-België-wedstrijden ging ik in de rust altijd naar buiten, voetballen, de bal in het portiek schoppen, weet je wel. Dat leuker vinden dan de tweede helft op de radio: voetballen op het stille asfalt."   Kees stapt uit de auto: "Ik kijk nog even naar de deur, hè." Kees klimt in het portiek en Wim bedenkt met spijt dat hij, eerder op deze Haagse route, vergeten is in een portiek te kijken of zijn oude inscriptie - net zo'n gedenkteken als het stuivertje van Kees bij de Posthoorn - er nog staat.   HP: "Wat had je er geschreven?"   Wim: "Ik had de woorden kut en lul geschreven. Toen was ik 8, ik kon net schrijven. Dat moet er nog staan."   Kees, terug uit de portiek: "Er woont nu M. van Dijk. Maar mijn buurmeisje waarmee ik mijn eerste seksuele ervaring had - verstoppertje spelen in ons huis, ik was toen een jaar of twaalf - dat was Elly de Munk en de familie De Munk woont er nog steeds, zie ik."   Kees wijst op kruidenier Ton van Bree: "Doet mee, koopt bij Van Bree, hahaha. De eerste leuke grap heb ik zien maken door Ton van Bree. Er was een mevrouw die vroeg een closetrol en toen kwam Van Bree met 2 closetrollen aan en vroeg: Welke prefereert u? En ik dacht: Tjeeezus, dat is iets wat ik nog nooit gehoord heb, dat is een grap! Zo zet je iemand op het verkeerde been... Ik zal een jaar of 7 geweest zijn. Er ging een wereld voor me open."   Op 10 augustus 1941 werd Kees van Kooten daar in de Vreeswijkstraat geboren. De oorlogsjaren: "Er staat mij iets bij van een ontzettend lange tijd binnen. Lange middagen die schemerden." Hij herinnert zich van later zijn eerste fiets van rijwielhandel "De Dageraad". Een overgemoffelde, dubbelstangige fiets met een waanzinnig groot verzet: "Maar de gêne van die fiets sloeg al snel om in het zeer koketteren met die fiets."   Uitblinken   Wat voor jngetje was hij? Kees: "Ik was wat ik eigenlijk nu nog ben, eh...(lacht) Sterk en teer tegelijk. Ik was lichamelijk eh... ik wil niet zeggen sterk, maar vreselijk lenig en viriel, een waanzinnige conditie, die heb ik heel lang gehouden. Onzettend bezig met voetballen, krachtsinspanningen, hard lopen, hard fietsen... Bewijzen hè. Ja hoor. Ik was zeer fanatiek, zeer sportief... En uitblinken in die grauwe straat.   "Mijn vader was vertegenwoordiger bij Ryam, die werkte zijn rayons af en was dan van maandag tot donderdag of vrijdag weg, dus de huiselijkheid maakte mijn moeder. En daar was ze ontzettend goed in, op het kneuterige af, maar erg gezellig. Dus een theelichtje, bij voorbeeld. Altijd, vanaf 3 uur tot 's avonds 7 uur was het centrale punt van de kamer het theelichtje waar de pot op stond."   Voor Kees en zijn 4 jaar jongere zusje een beschermd nest. Vader Van Kooten kon direct na de oorlog, als vertegenwoordiger al over een auto beschikken. De eerste was een Jeep die sterk bijdroeg tot Kees' populariteit in de buurt. Vriendjes mochten ook mee de rayons in. Zo zag je heel Nederland. Kees kon het met zijn ouders goed vinden. Vader Van Kooten had een bijzondere attractie voor hem: papier. Kladblokken, schriften, adresboekjes, agenda's, lange, dunne, brede en dikke. Papier was schaars na de oorlog, maar dankzij de papiergroothandel Ryam ging Kees, zodra hij kon schrijven, ontzettend met papier in de weer en zijn vader, die zelf graag iets voor het personeelsblad schreef, stimuleerde dat met wekelijks een vers boekje.   Als Kees met de jongens uit de Vreeswijkstraat speelde bekeek hij ze toch altijd van een afstandje: "Die jongens waren minder beschermd. Die waren vaak 's middags alleen thuis. Bij ons was het gezinsbeeld erg compact. Ik voelde dan... ik weet niet of dat hooghartig was, maar ik voelde dan een soort medelijden met die jongens.   "Ik herinner me dat we gingen voetballen in het Zuiderpark, we speelden tegen de Colenzostraat, en dan zat er vaak zo'n hele bleke, aapachtige jongen. Die voetbalde niet mee, want hij had te dunnen benen. Eh, jaah... het zal wel door het instoppen van mijn moeder komen, maar ik eh... ik kon niet ontspannen spelen omdat ik alsmaar die jongen, kleumend als een opgevouwen aapje naast die goalpalen van jassen zag zitten. Toen heb ik die jongen een beetje ingestopt, zo van: trek lekker een jas over je heen. Veel jongens waren verwaarloosd, een beetje zielig. Dat trok ik me aan, maar ik voelde me er toch ook niet lekker bij. Thuis voelde ik me erg lekker, daardoor op straat niet zo lekker."   Rampetamper   Kees las ontzettend veel. Carmiggelt, diens eerste bundels. Zo'n twaalf jaar oud probeerde hij zelf Kronkels te schrijven, dingen die hij zelf had meegemaakt, de ober uit de Kronkel werd tramconducteur.   Kees: "De drang om iets leuks af te leveren. Ja, het moest echt leuk zijn... (nadenkend). Ik was altijd al leuk, weet je wel. Ik had de dwangmatige behoefte om op alles wat ik hoorde of zag een gràp te bedenken... Ik ging door voor ad rem hè. En dat is eigenlijk nooit meer ópgehouden... Zonder een bon mot in de ruimte te werpen om er applaus op te halen, want ik doe het ook in gedachten bij een gesprek waar ik niet aan deelneem. (lacht:) Mijn ouders vonden mij ook altijd zo ont-zét-tend leuk... Ja, leuke op-mer-kin-gen aan táfel..."   Kees op de lagere school: "Veel van mijn ellende daar... ik heb het er elléndig gehad - geen aanwijsbare ellende van straf of niet meekunnen - maar: er buiten gevoeld. Niet buitengesloten gevoeld, maar voelend dat ik er niet in kon stappen. Krankzinnig, hoe graag ik het ook wilde, ik kon niet meedoen omdat ik de manier waarop meegedaan werd niet lek vond.   "En dat heb ik nog. Ik kan niet meezingen of mee... Barbara, mijn vrouw, die is een rampetamper als het moet, hè. Rampetamper, 't is Haags, een fantastisch begrip voor mensen die zich los kunnen laten en op een gezellige avond zó eindigen: (begint met vuisten op tafel te timmeren) Rampetamperampetamperampetampe... en zo doorgaan. Ken je, hè?   "Een rampetamper, dat ben je op dat ben je niet... Nou, ik was het niet op de lagere school... Niet omdat ik meer overzicht had dan die jongens, ik zeg niet ik intelligenter was... maar ik kon er niet instappen omdat ik het rampetampen niet leuk vond. Ik vond geen jongens die ik de moeite waarde achtte... De ellende zat ook hier in, dat ik van af de eerste klas verliefd raakte, steeds weer verliefd... waanzinnige verliefdheden waar ik vreselijk veel energie in stopte. En eh... (vol zelfspot) de meisjes mochten me ook graag, ik was bijzonder attent en eh... ik pakte ze in. (beetje treurig) Ja, ik was een leuke jongen.   "Ook verlegen, ja... zeer. Omdat ik altijd van buiten af binnen moest zien te komen en verlegen op de drempel bleef staan jaah... Verlegenheid, angst ook, dat is het altijd gebleven. Ook in de voetbalclub een buitenstaander. D'r uit willen en het niet doen... Het was getéisem, die jongens. Ontzettend aardige jongens, maar zo, zo lichamelijk... De voetbalclub op die leeftijd, de jongens die zich al afrukken in de kleedkamers, dat werk. Dat was me, van huis uit, allemaal te dierlijk, te plat allemaal. Maar ik voetbalde ontzettend graag en goed. Rechtsbinnen, veel lopen, halen en brengen. Toch schreef ik een brief om te bedanken, om studieredenen, ja, hahaha."   Liften   Kees maakte met zijn ouders avontuurlijke kampeertochten door Europa en ging later alleen op reis. Naar een oom die in Parijs aan de Nederlandse ambassade werkte. Liep dan een hele dag door de stad, wist bij god niet wat te doen, voelde dat als een buitengeslotenheid die lagere en middelbare school te boven ging. Bekeek nieuwsgierig de hoeren in de Rue St. Denis - "verlichte gangetjes met zo'n vijf meisjes" - en telde zijn zakgeld na of er een bioscoopje van af kon. Brussel, Antwerpen, Stockholm.   "Dat was toen de roep hè, naar Zweden, borden wassen, mooie meiden. Ik liftte er heen met twee vrienden, vreselijk, vréselijk. Ruzies en zo. Ik ging alleen terug. Wat ik in die tijd veel deed was uren in een berm zitten, liftend door Frankrijk naar huis en daar onbewust zo lang mogelijk over doen. Rondkijken: een boerenbedrijf in werking, zitten in de zon... totale rust hoor. Zodra je weer onder de mensen bent ga je dingen zien... oei, haha, die niet leuk zijn, hè. Waar je dan onrustig van wordt. Ik word onrustig van de niet kloppende dingen, van de onafheid hè.   "Nooit eens iemand ontmoet... Jaah, wel eens een jongen ontmoet en gedacht: wat een goede jongen is dat, wat is die jongen leuk... Die indruk werd alleen maar op me gemaakt door mensen die léuk waren, tjaah... die konden làchen. Die vond ik nooit, Wim was de eerste die indruk op me maakte."   Herinnert hij zich die eerste ontmoeting, het eerste beeld van Wim?   Kees: "Ja, dat was fantastisch. Dat was in een hoek in de onderste gang van het Daltonlyceum. Ik trok daar, samen met andere jongens mijn jas aan, dat ging altijd een beetje boksend in zo'n hoekje, je kent dat wel en daar komen twee lange jongens aan, met colberts. Dat waren vijfde klassers. Max Broekholt en Wim. Dat waren jongens die altijd opgesteld stonden in de sport - hoewel, Wim wierp alleen speer hè, een keer per jaar was er een interscholaire en dan kwam Wim uit op het nummer speerwerpen en dat won die dan - jongens die het allemaal konden.   "Maar goed, Wim komt daar aan met die Boekholt en die twee spelen een scène! Ik heb je verteld van die kruidenier Van Bree, dat was een scène, nou, toen ik dat voor de tweede keer meemaakte, het zal tien jaar later geweest zijn, hoorde ik Wim tegen die Boekholt zeggen (praat nu zeer deftig): "U ziet, veel licht, veel ruimte. We dachten ook de ramen niet te hoog te hangen en aan een tegelvloer die gemakkelijk schoon te houden is. Verder hebben wij hier..." En toen dacht ik: dat kan dus ook, hè? Toen ik Wim zo bezig zag, dacht ik: Dàt is leuk."   Niet veel later deed Wim de nergens op slaande sketch van "De Amerikaanse kapper". Hij vroeg jongens uit de zaal en Kees spoedde zich naar het toneel. Dat was eind 1957. De samenwerking was geboren. Er werd daarna veel gerepeteerd in een sfeer van iets samenzweerderigs, van mensen die buiten de lessen om met iets bezig waren.   Plusfour   We rijden naar het Daltonlyceum, waar Kees en Wim sinds het afscheid van de school, (resp. 1959 en 1960) niet meer geweest zijn. Het ligt in de tevreden wijk Bohemen.   Kees: "Toen ik op die Dalton kwam had ik hier in de buurt een stel vriendjes wonen en als ze een party gaven was ik, werkelijk waar, de enige zonder lange broek. Die jongens hadden allemaal donkerblauwe, lange broeken, maar ik liep nog in een plusfour. In de dérde kreeg ik pas een lange broek."   Wim: "Ik heb mijn laatste plusfour tegen de muur stukgeschuurd, want als die op was zou ik een lange broek krijgen. Heb ik een uur over gedaan, tot-ie bijna door was."   Het Daltonlyceum, een goed verzorgd pand uit de jaren '30, ziet er uit als een sjieke school. Kees en Wim verzekeren ons dat het vooral geen eliteschool was. "Vrijheid in gebondenheid", was het motto van wat Wim een voer de jaren '50 toch al flink gedemocratiseerde onderwijsinstelling noemt. Het hoogste orgaan in die democratie was de uit negen leerlingen bestaande Daltonraad. Zowel Kees als Wim is voorzitter van die raad geweest.   Kees wijst op de bosjes op het schoolplein: "Daar werd gerookt, daar achter. Het was verboden. Zal wel Chief Whip geweest zijn, ook Old Mac, ja."   Wim: "Ik heb tot mijn 18e, op 100 gulden premie, niet gerookt."   Kees: "Ik heb het ook volgehouden. Mijn ouders rookten allebei Stuyvesant en dat heb ik daarna ook altijd gerookt. Ik ben nu precies één jaar op Caballero."   Wim: "Álles vertellen we."   Kees: "Álles!"   Tijdens de wandeling door het schoolgebouw slaken Wim en Kees beurtelings "Oeis" en "Tjonges" want niets is veranderd, dezelfde platen aan de muren, dezelfde kleuren op het houtwerk. Kees spreekt van lichte ontroering en Wim zegt dat hij hier best een dag zou kunnen doorbrengen. Ze spreken wel met afstand over de zomerkampen van de school, die met vlaghijsen, ochtendwijding en samenzang in Dalton-sfeer een zweverig, Paasheuvelachtig karakter hadden.   Podium   Via een bezoek aan rector Zweers - een gedreven onderwijsman die zijn beroemde oud-leerlingen hartelijk begroet - lopen we naar de gymnastiekzaal met het podium waar het duo geboren werd. Kees en Wim zijn er stil van. Ze drentelen zwijgend rond over het podium, terwijl voetballende jongens in de gymzaal gewoon doorgaan met voetballen.   We rijden naar terug naar het centrum van Den Haag. Naar buiten kijkend vermeldt Wim de "hoofpijnverwekkende saaiheid, dat grijze karakter van Den Haag. Ja, grijs in de betekenis van somber en deprimerend." Nee, niet naar Amsterdam getrokken vanwege de lokroep van het magisch centrum. Wim: "Mijn enige motief om naar Amsterdam te gaan was omdat een vriendin, Marjolijn, er ging wonen. Ja, Marjolijn van Hitweek, die zat bij ons in het cabaret Cebrah".   Onderweg wijzen Kees en Wim ons op voormalige stamcafés als Modern op het Hobbemaplein. De Sport blijkt dicht op deze dag en om nog wat plat Haags te beluisteren gaan we naar de Centrumbar. Wim wil laten aantekenen dat hij echt niet zoveel van cafés houdt, terwijl ons Haags uitstapje op een kroegentocht begint te lijken. Kees vult aan dat hij zich in een café evenmin op zijn lekkerst voelt. Thuis voelt hij zich het lekkerst.   Het Haags, door Kees en Wim als Klisjeemannetjes gebruikt, wordt door Wim omschreven als: Geen kaak-energie. De klinkers laten hangen, de ij zonder kaakenergie wordt è."   Kees: "Ik kwam hier vaak, in de Centrumbar, vanwege de spreektaal, hè. Het interesseert me zo vreselijk hoe de mensen praten. Maar intussen zit je toch met de gêne van: jullie weten niet hoe ik me met jullie amuseer en wat ik daar verder mee ga doen. Dat wringt een beetje, want het is niet zo'n symphatieke opstelling."   Muziek en plat Haags van de Centrumbar golven over ons heen. Als Steije Raviez foto's maakt vallen er bij het licht van de flitsers eerbiedige stiltes: de cafébezoekers kijken om naar Kees en Wim.   Kees: "Als je zo zit te luisteren, is het alsof je altijd stiekem zit te noteren hè. Dat geeft mij toch wat onvrede, op den duur. Je zit nergens op je gemak omdat je eigenlijk altijd aan het werk bent. Een deformatie en een aanleg: altijd langs de zijlijn staan, er niet instappen. Altijd signaleren."   Jager   In het Spanderswoud bij Hilversum zien we Kees en Wim enkele dagen na ons Haags uitstapje terug. Wim verkleed als het prototype van een jager en Kees in wat hij noemt een "volstrekt falende outfit". Wim is voor zijn jagerskostuum gewoontegetrouw even langs C&A geweest en vertelt dat hij, dankzij zijn werk, thuis intussen een meterslange garderobe heeft opgebouwd.   Met filmer Paul van den Bos - die sinds "Het Gat" vrijwel alle opnamen met Kees en Wim gemaakt heeft - wordt het nogal wrange filmpje "De jacht op jagers" opgenomen, (dat woensdag 18 december zou worden uitgezonden). Kees en Wim gaan zich te buiten tussen de stammen van het Spanderswoud.   Paul v.d. Bos: "Toen ze bij Hadimassa vandaan kwamen hadden ze altijd in de studio gezet. Ik heb ze de buitenwereld leren kennen. We gingen op de Afsluitdijk filmen en ze waren er ondersteboven van dat je 't ook zomaar met z'n drieën kunt doen. De regie dooen we ook met z'n drieën, dat is zo gegroeid en ik weet hoe het moet worden.   "Ik werk ontzettend graag met Kees en Wim. Waanzinnig goede mensen. Erg aardig. Kees blijft altijd de snelle jongen hè, iemand die altijd vooruit wil zijn. Wim is rustger, die kan ook rustig zitten. Kees is ontzettend actief, heeft alles altijd al uitgetikt. Soms vind ik het niet zo leuk, wat ze doen, meestal wel. Ze maken een soort amusement wat niemand anders gepresteerd heeft. Erg origineel.   "Ik kan ontzettend met ze lachen. Dan jutten ze elkaar op. Als we scènes in de stad filmen, dan vinden ze dat niet zo leuk hè, ze vinden het vervelend dan herkend te worden. Vooral Wim. Dan roepen er allelei mensen: Hé, daar heb je die lange en die kleine van de televisie! Dan wachten ze in een portiek tot de belangstelling voorbij is. Als ik op straat me ze film, dan wil vooral Wim dat het vlug klaar is. Is zo goed, Paul?, vraagt Wim dan ongeduldig, of: Zo is het wel goed hè?"   Verbond   Het plan voor een eigen zuiltje, het Simplisties Verbond, dateert van een jaar geleden. Het duo had altijd opgesloten gezeten in andere programma's, werd in kijkcijfers meegewogen en Kees en Wim wilden na 10 jaar televisie wel eens iets zelfstandigs. Gedacht is aan een kleine zendgemachtigde zoals Humanistisch Verbond, Hiro, ook aan de zendtijd voor politieke partijen: "Het enthousiasme waarmee ze allemaal beginnen en het doordraven, wat ze allemaal doen."   De eerste uitzending viel niet mee, de tweede was zeer de moeite waarde en de onderwerpen "Dolfinarium" en "De Jacht" uit de derde doen vermoeden dat het Verbond een goede toekomst tegemoet gaat. Via postbus 275 te Purmerend krijgt het SV dagelijks een stevig pak post te verwerken, veelal van mensen die lid willen worden, terwijl de beide directeuren er toch steeds op hameren dat het SV geen leden kent en die ook niet wil hebben.   Kees (die de postbus ledigt, want hij woont er dichter bij dan Wim): "Dat is fantastisch hè, die postbus. 50 brieven per dag waarvan er 49 dan zo enthousiast en leuk zijn. Maar dan is er één bij die zegt dat we op het verkeerde spoor zijn en dan prevaleert die ene hè, Jaaaah... (lacht) Omdat ik dan toch weer twijfel en denk: waarom heeft iemand het niet begrepen?... Ja. Toch leuk gevonden willen worden. Wij willen gewoon leuk gevonden worden."   Zeventien jaar na de "Amerikaanse kapper" en nog altijd de beste vrienden. Allebei vader, Wim van een zoon, Kees van een zoon en een dochter. Zeventien jaar bijna dagelijks praten, brainstormen, plannen maken en werken, dat gaat maar door.   Wim: (met afstand): "Onze verstandhouding is noodzakelijkerwijs zeer hecht. Die synchroniteit die je deelt met iemand die precies zo kijkt... Tja, we zijn heel verschillende mensen... Maar dat idee dat je samen zoiets tot stand brengt wat je alleen nniet zou kunnen, dàt is geloof ik het belangrijkste. Het persoonlijke contact is het werk hè, dat is onze relatie. Praten over alles wat je tegenkomt. Er is bij ons geen onderscheid tussen werk en persoonlijke dingen. Wat dat betreft is veel onuitgesproken. Niet nodig ook, want we weten het.   "Een korte karakteristiek van Kees? Eh... Kees is buitengewoon intelligent, op het geniale af... Ja. Daar wou ik het bij laten."   [zin weggevallen]-zinnig sterk en teer tegelijk. Zo sterk dat er niets te bedenken is wat hem zou kunnen breken. Omdat Wim niet fout kan voor mij en ik niet fout kan voor Wim. Niet alleen in ons werk, maar dat heeft er wél alles mee te maken. Het contact was meteen heel sterk, en er was ook een hele competitie: je weet allebei wat je wilt en wat je zoekt, dat was heel teer, omdat het nauw luistert. En dan begrijpen dat het er niet toe doet wie de grap verzint.   "Wim is ook geen rampetamper, We hoeven maar een ruimte binnen te stappen... we hoeven elkaar niks aan te wijzen, je peilt elkaars stemming, op alle vlakken en je weet dat je elkaar niks hoeft te vertellen.   "Wim is een optimist, hè. Wim is net als ik, sterk en teer. En hij is ontzettend eerlijk. Bij Hadimassa hebben we dingen moeten doen die tenenknijpend werkten. Scènes waarvan ik dacht, als ik ze terug zag: Weg, weg, wég! Het tere van mij is dat ik ontzettend ontvankelijk ben voor kritiek... ontzettend. Periodes dat het mij niet meer lukt, dat ik denk: Ah joh, welnee, da's niks jôh, die Haagse uitspraak, weet je wel? En dan haalt Wim mij d'r uit, dat heeft 'ie toen goed gedaan. Ik doe dat ook wel eens met Wim. Dat wisselt."   Egoïsme   Wim vindt Kees meer de uitgesproken schrijver en satiricus, zelf zegt hij dat hij zich het liefst bezig houdt met het denken over de grote lijn: iets nieuws bedenken. Wat is het duo met het Simplisties Verbond nu aan het doen? Waarom wordt er gehekeld, waarom van tijd tot tijd de moralistische vinger geheven?   Wim: "Eh... wij zijn geen theoretici. Het is echt niet zo dat we een theorie opstellen en die gaan invullen. De onderwerpen die we aanpakken komen we tegen, in het dagelijks leven. We brengen verslag uit van wat we meemaken. Als we samen het gevoel hebben van: ja, dat is iets, dan zal dat wel ergens voor staan. Dat doen we intuïtief. Als het uitgezonden is weten we of het écht iets was of niet. Dat gaan we dan evenmin analyseren. We gaan niet tegenover elkaar zitten om een gesprek te beginnen over de maatschappij van vandaag de dag."   Kees (half plechtig, maar hij meent het): "Wat ik graag zou willen laten zien, is het mannetje - en ik moet er af en toe om lachen - het mannetje dat model staat voor het eigentijds egoïsme, dat de bron van alle ellende is. Het egoïsme interpreteren we meestal verkeerd, geloof ik, als de gesteldheid van iemand die àf is hè, die rond is en dan verder gaat bouwen aan zijn ego.   "Maar ik geloof dat het egoïsme alleen maar bestaat bij mensen die niét af zijn, het komt van uit de verdediging. Of het nu egocentrisch gedrag in een gesprek is, of agressief gedrag in een ontmoeting, dat staat allemaal voor de onaffe mens hè. Onaffe mensen, in de gekste knopen gooien ze het bijltje erbij neer, gaan ze zich egoïstisch gedragen. Kijk, zo'n mannetje portretteren, dat zie ik wel. Ik geloof dat we dan heel dicht bij een gedragssatire zijn.   "Tja, moralistisch... Uit herkenbare dingen is nu eenmaal altijd een moraal te halen. En onze verpakking blijft de lach, hè. Daar voelen we ons lekker bij. En ook onze eigen boodschappen ondergraven, natuurlijk. Anders zou je jezelf heel serieus gaan nemen."   Buitenstaanders   Wim zit graag thuis met boek en piano, Kees zit graag thuis om te timmeren, in de tuin te werken. Ook stapt hij graag even op de fiets. Moeilijk te zeggen voor duo zij vormen. Geen klassiek komisch duo, ook al hebben zij zich wèl op dat terrein begeven.   Wim: "Specifiek gekoppeld aan televisie, ze vragen ons wel eens voor een zaal, maar wat we voor de televisie doen is daar buiten onbruikbaar."   Kees: "Nou... als je er van uit gaat dat wij alletwee nogal veel buiten hebben gestaan... buitenstaanders zijn geweest, geloof ik dat wij een eenzaam duo zijn. hè? Niet goed te zien waar het nu écht bij hoort."   |