Kees van Kooten |
Ondertitel: | Groeten uit Varsseveld |
Soort: | Artikel |
Onderwerp: | voorleesavonden |
Auteur: | Mary-Ann Lindo |
Medium: | Het Parool |
Datum: | 02-10-1993 |
Pagina: | 9 |
Opgetogen staan ze bij de ingang van de Adventskerk in Varsseveld, het personeel van boekhandel Rutgers. Ze stralen alle kanten uit, want over een uurtje zal Kees van Kooten op uitnodiging van hun boekhandel 'een onvergetelijke avond' in Varsseveld verzorgen. En hoewel de deuren pas om half acht zouden opengaan, zitten de eerste rijen om zeven uur al vol. Vol trots word ik door de eigenaresse van de boekwinkel, Joke Heyink, naar m'n plaats gebracht. 'We hebben een speciale perstribune gemaakt. Kijk eens wat handig, met een tafeltje ervoor om te schrijven. Dat hebben we nog nooit gehad. Zelfs niet verleden jaar met Adriaan van Dis. Hoewel het toen ook bomvol was: driehonderdvijftig mensen. Maar nu hebben we er zeshonderdvijftig! We moesten wel naar de gereformeerde kerk uitwijken, want verder is hier nergens een zaal waar zo veel mensen in kunnen.'   Voor deze feestelijke gelegenheid is de kansel van de dominee, met opengeslagen Heilige Schrift en al, wat terzijde geschoven. Het podiumpje is opgehoogd en met wat palmen en benjaminficussen in pot opgefleurd om wat optredensfähiger te tonen. De organist van de gemeente is er ook. In een roodblauw gestreepte trui zit hij achter het orgel en stampt met handen en voeten "Ferme jongens, stoere knapen/ foei, hoe suffig staat gij daar/ zijt gij dan niet welgeschapen/ zijt gij niet van zessen klaar uit de orgelpijpen, om vervolgens soepel over te gaan op het gevoelige In 't stille dal in 't groene dal/ waar al de bloemetjes bloeien". Op de lessenaar staat de bundel Oudhollandse liederen. 'Ze hebben me ter opluistering op de achtergrond gevraagd. Dat de mensen niet zo stilletjes hoeven te zitten. Of ik Kees van Kooten ken? Hij kwam toch wel eens na het journaal. Heel gevat is hij, hè. De muziek mocht ik zelf uitzoeken, en 't leek me wel een beetje bij de sfeer passen, die oudhollandse liederen. En volgens mij gebruikt hij ze zelf ook in z'n programma.' En hij heft "Waar de blanke top der duinen" aan.   Op de rij achter de perstribune en de genodigden zit een stel giechelende middelbare school-kinderen, die kaartjes van hun leraar Nederlands hebben gekregen 'om onze literatuur op te bouwen'. Verder is de zaal bezet met veel notabelen, veel middelbaar in goeie goed, maar ook wat jeugd. De burgemeester is er niet. Wat eigenaardig is, want Kees van Kooten is zonder het te weten als hoofdattractie in een gemeentelijke feestweek gesitueerd. De Varsseveld Aktief week, ter ere van de geheel vernieuwde dorpskern. De helblauwe feestfolder: Thans is er wederom aanleiding eens flink 'uit de bol' te gaan. Aanleiding hiertoe is de gereedkoming van het vernieuwde dorpscentrum van Varsseveld, met als bijzonder kenmerk de diverse 'bollen' die zijn geplaatst. Een prachtig stuk werk, waar Varsseveld prima mee voor de dag kan komen. De aantrekkingskracht van ons dorp is toegenomen, wat voor een aantal ondernemers aanleiding is geweest hun onderneming te vestigen c.q. te vernieuwen.   Op het programma bijvoorbeeld het huiveringwekkende elastiekspringen voor het gemeentehuis, de dorpsbingo en Karaoke. Joke Heyink: 'Eerlijk gezegd is het precies omgekeerd: Kees van Kooten is niet in het programma geplaatst, maar het programma aan hem aangepast. Op het moment dat ze hoorden wanneer hij zou komen, hebben ze alles op alles gezet om het kerkplein op tijd klaar te krijgen.'   Het orgel is inmiddels op de grote stille heide aangeland, terwijl mevrouw Heyink verder vertelt. Ja hoor, hij is er al, met z'n vrouw. Eigenlijk was hij van plan met z'n moeder te komen, maar vanochtend belde hij dat ze niet goed was. Aardige vrouw, die vrouw van hem, trouwens, maar wel streng. 'Ze schermt hem af, hè, ze moet natuurlijk wel, dat begrijp ik ook. Maar ik ben net even wezen vragen of hij nog met u wil spreken, ik vraag het me af ...'   Het feit dat de 'Bekende Televisiepersoonlijkheid Kees van Kooten' (de folder) op haar faxje zomaar 'ja' terugfaxte, kan ze nog steeds niet helemaal bevatten. 'Hij stelde wel de voorwaarde dat er minimaal 400 mensen moesten komen, die allemaal een tientje betalen. Anders vond hij het niet de moeite waard, want hij geeft het geld weg. Nou, dat was geen enkel probleem. Een klein briefje op een boom hier ergens en we hadden binnen de kortste keren 625 plaatsen verkocht! Dat wist ik wel van Dinxperlo, daar was hij een paar maanden geleden; ook een enorm succes, schijnt het. Daar zijn ze wel tot half twaalf doorgegaan! Vandaar dat we nu al spreken over de Nacht van Varsseveld.'   De avond met Van Dis, verleden jaar, is ook zeer geslaagd geweest, daar niet van. 'Voor hem was ik wel wat nerveus. Niet dat hij arrogant is, afstandelijk is misschien het woord ... ach, je kent zo iemand alleen maar van de tv. Uiteindelijk bleek hij heel gewoon en ontzettend aardig. Hij is nog na afloop met me mee geweest naar huis, hebben we nog heel gezellig buiten gezeten op het terras. Het was die ene hele warme dag verleden jaar. Toen vertelde hij me dat hij het ook veel leuker vond zoiets hier te doen dan in de Randstad. Hij vond dat je hier meer respons kreeg, ze zijn hier toch minder gewend.'   Maar goed, straks moet ze op, om deze 'fenomenale woordkunstenaar, want dat is hij', aan te kondigen en de zenuwen gieren nu even door haar heen. Bovendien, de hele periode hiervoor had ook al zoiets onwerkelijks. 'Je gaat zulke vreemde dingen zien. Ik had namelijk wel eens gehoord, dat hij van tevoren ergens gaat kijken hoe het er is. En iedere keer kwam er iemand in de winkel, waarvan ik dan later dacht: hè, dat zou hij best geweest kunnen zijn, vermomd als typetje.'   Het orgelspel sterft weg en de zaallichten doven. Naast mij in de kerkpersbankjes schuiven de Wispost en de Gelderse koerier. Ze hebben net een half uur met Van Kooten gesproken en kijken me wat meewarig aan: 'Het is wat, dat jullie helemaal van Amsterdam naar hier moeten komen om hem te zien. Hij komt nooit naar de Randstad, he. Nee, daar heeft hij het niet op.' Maar, troosten ze: 'Misschien mag jij na afloop wel even met hem praten. Hij zou er over nadenken, hoorde ik hem zeggen. Tegen ons was hij ontzettend aardig. Hij zei dat hij hier zo graag kwam, omdat hij vroeger met z'n vader in deze buurt wel eens gekampeerd heeft.'   Trombone   Goddank, Joke Heyink heeft het ergste achter de rug ('Op dit moment de meest besproken onvergetelijke en onovertroffen woordkunstenaar ...') en dan komen er een trombone, een koffertje en Kees van Kooten op: 'Hai Varsseveldse Ballen!' Blijkbaar heeft hij de blauwe feestfolder gelezen.   De stemming aan beide zijden is nog wat schutterig. Van Kooten woordspeelt nog even met de ballen, megaballen, sneeuwballen, herfst, Skip Voogd, vallende blaadjes en dan is hij waar hij wezen wil: bij een vol overgave op de trombone geblazen Autumn Leaves. Ziezo, dat is er uit, de zaal is er stil van. Wordt het onverhoopt een serieuze avond?   Maar dat valt waarachtig wel mee. Hij begint met de hulp van de zaal in te roepen: 'Ik was ook al in Dinxperlo in april. En ik weet niet meer wat ik daar gedaan heb. Wie was er ook bij in Dinxperlo? Roep maar Al Al als ik in herhalingen verval.' De Dinxperlo-recidivisten reageren uitgelaten, die zijn gewonnen. De rest valt definitief bij de speciaal voor deze gelegenheid aan de achterdeur van de kerk gestationeerde toiletwagen, waar Van Kooten nogal groots op is. 'Dat komt omdat ik alle reguliere toiletten als kleedkamer heb, daarom moet u in de pauze op de wagen.'   Verdere ingrediënten van zijn optreden: de aquarellen van Janneke Brinkman en het café van Ria Lubbers (het allerergste: het café van Ria met aquarellen van Janneke aan de muur), jeugdherinneringen en veel voorlezen. (Een Dinxperloganger: 'Hier leest hij meer voor, bij ons was hij wat vrijer.') Maar het kan niet schelen, de zaal geniet. En sterker nog, Van Kooten zelf geniet zichtbaar. Hij leest niet alleen uit eigen werk, hij lacht uit eigen werk. Af en toe blij verrast: 'Ik schreef hartstikke goed vroeger.' Terwijl de zaal bij 'De koffer met poep', het onvermijdelijke 'Poezeluikje' of het nog nieuwe verhaal over 'die moderne gewoonte dat je ergens niet op kan komen. Kom, hoe heet dat ook al weer? De ziekte van ... zo'n kaas, je weet wel, ach kom ... de ziekte van Kernheimer', deint van het lachen, zit er een mevrouw onbeweeglijk prim en ernstig voor zich uit te staren. 'Ik zit heel geboeid te luisteren, maar ik vind het niet om te lachen, ik vind het vooral erg knap. Heel erg knap.'   Op dringend verzoek kwijlt Van Kooten heel eventjes de Vieze Man. 'Straks mag ik van de beheerder helemaal alleen de toiletwagen leegscheppen.' Hij eindigt met een verkooppraatje. Het verhaal 'Zomer in 't Woud' uit zijn laatste bundel Verplaatsingen gaat over zijn vader, het mondorgel en een cd-tje van zijn zoon. Ter illustratie en ter bevordering van de verkoop laat hij zijn eigen mondorgelsolo op dat cd-tje horen. En verlaat zelf schielijk het toneel, zodat het even lijkt alsof we in het crematorium de kist zojuist hebben zien zakken.   Het is half elf, de Varsseveldse Nacht heeft nog een uur te gaan. Het tafeltje om te signeren staat onder de kansel. Een enorme rij kronkelt zich door de kerk. En iedereen wil iets persoonlijks zeggen, een wapenfeit melden of zijn moeder de groeten doen. Een wat oudere man: 'Ik kom uit Heerenveen, want toen u daar laatst was, kon ik niet.' Van Kooten schrijft in de ter signering voor hem liggende bundel Verplaatsingen: 'Helemaal uit Heerenveen, wat een verplaatsingen'. En tot de laatste handtekening toe blijft hij vriendelijk, belangstellend en vol engelengeduld informerend naar de speciale wensen - hoe heet ze? Alie? Oh Adry, met een i-grec -, breekt zich het hoofd waar hij iemand in godsvredesnaam van zou moeten kennen ('Hé, ik heb jou gezien in Dinxperlo'. 'Hummeloo, de bakkerij in Hummeloo? Oh dat is heel lang geleden, daar ben ik als jongen wel eens met m'n vader geweest'), Koos-Koetst er desgevraagd op los, kortom: hier zit een aardig mens.   Vervolgens snibt hij eerst een beetje tegen de verslaggeefster uit de Randstad: 'Ja, dit doe ik alleen in de provincie. Kijk, dit wordt de tijd van de cultuurspreiding genoemd, maar, zonder dat ik nou wil beweren dat ik cultuur spreid, de mensen hier in het oosten hebben maar een orkest en misschien ergens een schouwburg. Verder kunnen ze nergens naar toe. Terwijl de mensen in de Randstad kunnen kiezen uit dertig voorstellingen, twintig jazzcafés en de rest. Die zitten dan toch niet op mij te wachten. En die riten van het uitgaan in het westen: het is allemaal zo sophisticated. Sta je drie keer in de Kleine Komedie, dan heb je al een reeks. Zo overspannen allemaal.   'Bovendien, ik ken de Randstad, daar te staan is voor mij niets bijzonders. Het is toch veel spannender om weg te gaan, dan voel ik me een beetje een loneley cowboy. Ik vertrek altijd wat eerder, dan loop ik wat rond in zo'n dorpje, ga in het plaatselijke café zitten, lees de plaatselijke koerier en vang wat dialect op, heerlijk vind ik dat. Ik doe het in de eerste plaats omdat ik het leuk vind contact met het publiek te houden. Ooit ben ik begonnen als caberetier, en schrijven en tv is heel eenzaam werk. Ik heb altijd de zaal willen houden.   'En verder: wanneer zou ik anders ooit in zo'n plaats als Varsseveld komen? Wie gaat er nou naar Varsseveld? En zo kom ik overal, ieder jaar, de maanden buiten het seizoen van mei tot september zo'n keer of dertig.'   Asbakje   Een zeer gedienstig lidmaat van de kerk komt op Kees van Kooten af. Hij heeft al een glaasje bier aangereikt, daarna is hij nog een asbakje komen brengen. Met een kin die bibbert van eerbied vraagt hij of hij nog wat kan betekenen. 'Nee, werkelijk niet,' zegt Kees van Kooten. 'Ik heb alles. Het was allemaal fantastisch verzorgd.' De man blijft nog even dralen: 'We hebben ons uiterste best gedaan, we hopen dat het u aan niets ontbroken heeft.' En bijna half buigend trekt hij zich achterwaarts terug. Van Kooten: 'Dat bedoel ik nou! Zoiets maak je in de Kleine Komedie toch niet mee!'   Niet bekend   Oh, zeg ik nietsvermoedend, ik dacht dat die dood waren. Dan wordt hij heel boos. 'Zie je, daar zitten we, midden in een interview. En een interview, daar heb ik geen zin in, we houden er nu mee op! Waarom? Omdat de pers in de Randstad altijd alles opklopt. Staat er morgen weer 'Jacobse en Van Es opgestaan' of dat soort onzin. Wat ze de laatste tijd niet allemaal over me geschreven hebben! En maar verkopen met mijn hoofd. Daar hoef ik me toch niet vrijwillig aan bloot te stellen? Daarom kom ik wel naar Varsseveld, schrijf dat maar op. En daarom sta ik ook graag de Varssevelder koerier te woord.'   Hij trekt bij en we praten verder. Niet over de televisie, niet over de Randstad, maar over Het Goede Doel. 'Niet dat ik daar nou zoveel ruchtbaarheid aan wil geven, want dan komt daar weer gezeur over, maar bijna ieder kleine plaats heeft wel iemand die zich voor een of ander goed doel inzet. Nu bijvoorbeeld gaat het naar een mevrouw die zich druk maakt om die zwerfkinderen in Brazilië. 't Is Nederland op z'n kleinst, maar ook op z'n rijkst. En bovendien gaat het langs alle grote geldstromen, zodat er meer ter plekke aankomt.'   De volgende dag heeft hij z'n laatste optreden van dit seizoen. In de schouwburg van Dieren. 'Eigenlijk is dat al te laat, want ik merkte gisteren pas dat we begin oktober alweer op de tv moesten. Ik schrok me rot, ik dacht dat het seizoen eind oktober pas begon. Nou, misschien is dit toch de laatste keer geweest, eerlijk gezegd denk ik dat ik er helemaal mee moet ophouden. Want het begint wel erg uit de hand te lopen. Dat hele romantische idee, dat je zo gezellig aan een paar mensen uit de provincie zit voor te lezen, is weg. Nu weer al die mensen uit Dinxperlo, 't idee dat ik mezelf sta te herhalen ... vreselijk. Zij vinden dat dan misschien niet erg, maar zo'n Youp van 't Hek-kliek, dat moet ik niet hebben.   'Ook dat signeren, eigenlijk kan dat bijna niet meer. Het wordt te gek. Ik zal je een voorbeeld geven. Laatst had ik zo'n sessie van twee tot vier in een boekhandel in Den Haag. Ik had al zo'n vermoeden en voor de zekerheid was ik een half uur eerder gekomen. Nou, om half zeven 's avonds zat ik er nog! Ik wil mezelf niet op de borst slaan, maar zo'n populariteit ... op een goed moment houdt het op.   'Nee, afsnauwen of ongeduldig worden,dat zal ik nooit doen. Ik ben zelf ook handtekeningen wezen vragen, ik weet veel te goed hoe je dan je voelt. Het zou gewoon lomp zijn om dat te ontkennen. Aan de andere kant doe ik het ook weer heel graag. Want die parade van liefde die je aan je tafeltje voorbij ziet trekken, dat is zo prachtig. Ik bedoel niet liefde voor mij, maar van jongens voor hun vriendinnen, moeders of tantes. Liefde voor elkaar. Waarvoor ze alle zenuwen en schroom overwinnen en aan mij een opdracht durven vragen. Daarom ben ik ook bereid er alles in te schrijven. Alles, wat ze maar willen.'   Het is vijf over half twaalf. De laatste bezoeker is weg. De kerk wordt gesloten: tot zover de Nacht van Varsseveld. De volgende dag is het de beurt aan het huiveringwekkende elastiekspringen.   Kees van Kooten leest voor in de provincie. Dinxperlo, Dieren, Heerenveen. Vorige week in Varsseveld. 'Ik ken de randstad, daar te staan is voor mij niets bijzonders. Het is toch veel spannender om weg te gaan, dan voel ik mij een beetje een lonely cowboy. Ik vertrek altijd wat eerder, dan loop ik wat rond in zo'n dorpje, ga in het plaatstelijke cafe zitten, lees de plaatselijke koerier en vang wat dialect op, heerlijk vind ik dat.'   |