Mooi weer kenden wij toen nog niet |
Ondertitel: | Kooteske zinswendingen in verhalen van Kees van Kooten |
Soort: | Recensie |
Onderwerp: | Verplaatsingen |
Auteur: | Pieter Steinz |
Medium: | NRC Handelsblad |
Datum: | 03-09-1993 |
Pagina: | 5 (CSL) |
"Ees evezien. Dattewe hoededezehier. Dan diddestreepje zo en nummerootje vijverdevier. Ho zitte los de doordedingetjedeze? Eers moeteneve vastedraaien dattenik de boortjens doens.'   Wie deze klankenstroom herkent - onmiddellijk weet: dit is de monoloog van een onbegaafde doe-het-zelver in gevecht met een onwillig boekenkastje - is de ideale lezer van Kees van Kootens Verplaatsingen. De twaalfde verhalenbundel van Nederlands grootste televisiekomiek biedt weinig nieuws of verrassends, maar zal de fans van Modermismen (1984), Meer modermismen (1986) en Meest modermismen (1989) niet teleurstellen. Alle bekende Van Kootenelementen komen in Verplaatsingen terug: het Heer Bommel-achtige spelen met taal ("dit fluitje kost mij maar een cent', "ogen waar ik de mijne niet vanaf kon houden'), de ironische observaties van het dagelijks leven, de bijna schaamteloze nostalgie naar de jaren vijftig - en boven alles de stuntelende maar o zo sympathieke ik-figuur die in alle verhalen de hoofdrol speelt: Kees van Kooten, wereldberoemd in Nederland, Hollandser dan Pa Pinkelman, huisvader van een gezin om in een lijstje te zetten.   Maar ook de keerzijde van Van Kootens schrijverschap komt uit Verplaatsingen naar voren. De nostalgische mijmeringen over jong zijn en ouder worden gaan soms mank aan een overdosis sentiment. De eeuwige zelfspot verandert de hoofdpersoon in sommige verhalen in een zelfgenoegzaam onbenul. En tegenover het inventieve taalgebruik en de vele onnavolgbare Kooteske zinswendingen ("Lommel valt me mee. Het boze oog van de stadsvernieuwers heeft er nog niet al het moois van af gekeken') staat een groot aantal mislukte woordspelingen. Wie nog kan lachen om een vondst als "tweegenkomen' (een wildvreemde twee keer op een dag ontmoeten), doet dat zeker niet meer bij woorddronken hoofdstuktitels als "In vino pancreas', "Chaops' en "Haai in the sky'.   In het geval van "Chaops' wordt de flauwe titel nog goedgemaakt door het verhaal: een typisch Van Kooten-scenario over een uit de hand lopend verjaardagsfeestje dat de ik-figuur voor zijn moeder in een Haagse shoarmazaak organiseert. Maar "Venco en Nubilo', het slotverhaal van de bundel, is even melig als het klinkt. Dat iemand een schoolkrantsprookje als dit in een onbewaakt ogenblik opschrijft, valt nog te begrijpen - maar niet dat hij het daarna ook nog publiceert. Laat staan voor de tweede keer; want bijna alle verhalen in Verplaatsingen werden eerder gepubliceerd in het Vlaamse weekblad Humo.   Gelukkig zijn de 27 verhalen in Verplaatsingen lang niet allemaal zo overbodig als "Venco en Nubilo'. Op een stuk of acht na waren ze bundeling zeker waard. Zo had ik niet graag "Van krantenjongen tot miljonair' gemist, een absurdistische terugblik op het harde bestaan van krantenbezorgers in de jaren vijftig: "mooi weer kenden wij toen nog niet, zo min als de giro (-) zevenmaal heb ik een op hol geslagen paard bij de teugels moeten grijpen en mij honderden meters laten meesleuren, met een spoor van verwaaiende katholieke dagbladen in mijn kielzog.' En een minstens even hoog Monty Python-gehalte heeft "Dan was ik Abe Lenstra', waarin de hoofdpersoon een dagelijks boodschappenrondje op de fiets beschrijft als een etappe in de Tour de France: "Ik koop vier slavinken en een rollade met het oog op de bergetappe van morgen en demarreer meteen na het verlaten van de winkel, want de weg naar de bakker voert door een flink aantal smalle kasseienstraatjes en daar kun je maar beter van voren zitten.'   Ook over het echte wielrennen kan Van Kooten goed schrijven. Een van de twee langere verhalen in Verplaatsingen - het andere is een wezenloos emmerende reisimpressie uit IndonesiĆ« - beschrijft drie etappes van de Ronde van Frankrijk die Van Kooten in 1986 aan de zijde van ploegleider Peter Post meemaakte. Het verhaal houdt het gouden midden tussen informatieve achtergrondreportage en persoonlijk reisverslag en is losjes maar niet te populair geschreven; wie het uit heeft, begrijpt niet alleen Van Kootens fascinatie voor de wielersport maar weet bovendien meer over de Tour dan Mart Smeets ooit duidelijk zal kunnen maken. Als ik redacteur van een sportkatern was, dan wist ik wel wie ik volgend jaar met de Tour-karavaan zou meesturen.   |