Exercities van een welbespraakte tut

Soort:Recensie
Onderwerp:Verplaatsingen
Auteur:Rob Schouten
Medium:Trouw
Datum:19-08-1993
Pagina:3 (KK)

Naast cabaretier is Kees van Kooten al jarenlang schrijver en in die laatste hoedanigheid niet minder succesvol dan in de eerste. Veel lezers schaffen zich 'de nieuwe Van Kooten' blindelings aan en dat maakt hem tot bestseller-auteur, met alle ongrijpbaarheid van dien.
 
Want bestseller-auteurs zijn schrijvers die door een zeker plafond zijn geschoten en zich nu op een etage bevinden waar nauwelijks meer kritiek of nuancering wordt gehoord. Hun ene boek is misschien wat minder dan het andere, maar ze zijn eigenlijk allemaal goed. Ik weet niet of het probleem van de kritiekloze aanschaf Van Kooten zelfplaagt, maar het plaagt wel de criticus, omdat het bespreken van fenomenen iets anders lijkt dan het recenseren van boeken.
 
Als cabaretier vertoont Van Kooten een januskop. Enerzijds is hij (verkleed) vaak oplichter, eigenwijze wereldverbeteraar of hooligan, anderzijds vertegenwoordigt hij in het duo Koot & Bie (in zijn 'rol' van Kootzelf) de uitgesproken huiselijke en tuttige kant, vol reserves jegens Bie's rabiate retoriek. Die laatste rol, als het er een is, van tut vol geestige maar in wezen modale bezwaren tegen radicalisme, ligt hem erg goed, vooral ook in zijn schrijverij.
 
Van Kooten is ook als schrijver in een aangemeten rol begonnen: met zijn vroegste produkties, de 'treitertrends', misschien wel de beste parodieen op wat in de jaren zestig allemaal modieus en 'in' was in jong en progressief Nederland. Ook zijn onnavolgbare taalgrappen in bijvoorbeeld Koot droomt zich af versluieren de autobiografische aanzetten zodanig dat je er onbekommerd van kunt genieten.
 
Maar de laatste jaren lijkt Van Kooten steeds persoonlijker en huiselijker te zijn gaan schrijven. In Hedonia (1984) bijvoorbeeld betrekt hij de lezer bij zijn jaloezie, als vrouw Barbara Woody Allen bezoekt; in Zwemmen met droog haar (1991) beschrijft hij de culturele wrijvingen die het opnemen van een Roemeense vriendin in het gezin Van Kooten betekende.
 
Het zijn allemaal zeer menselijke en in wezen morele kwesties geworden waarin Van Kooten het achterste van zijn eigen tong laat zie: sentimenten, twijfels, trots, kinderachtigheid, alles waar u en ik ook door geplaagd worden. Van Kooten is daarmee een echte zedenschilder geworden. Ook in Van Kootens nieuweling, Verplaatsingen, speelt het persoonlijke en huiselijke leven van de Van Kootens een aanzienlijke rol. En ook dit keer laat de schrijver zich graag kennen in zijn hoedanigheid van tut, de jongen die het ook allemaal niet precies weet, de knutselaar die het hekje verkeerd-om monteert, de man die de verkeerde dingen op het verkeerde moment zegt, het boertje van buiten dat de grote stad bezoekt.
 
De Van Kooten die uit de meeste verhalen in Verplaatsingen op ons afkomt, is kortom een vriendelijke sul, iemand met wie we ons gemakkelijk kunnen vereenzelvigen. Een van de meest karakteristieke voorbeelden daarvan betreft de rol die foto's soms in zijn boeken spelen. Op het omslag van Hedonia prijkt een trots kiekje van vrouw Barbara van Kooten met Woody Allen. In Verplaatsingen zien we de bekende Nederlander Kees van Kooten als de eerste de beste toerist illusieloos poseren tussen slechtgelijkende beelden van Bush en Gorbatsjov, en even verder met een racefiets over zijn schouder tussen heuse Tour-de-France-wielrenners, met wie hij in 1986 een paar dagen mocht meerijden (in de auto). Het moet niet veel moeite kosten om met een Van Kooten op de foto te komen, krijg je de indruk.
 
Ik weet niet of ik mij bevrijd voel, nu ik weet dat Van Kooten net zo kinderachtig reageert op de schijnbaar grote, georganiseerde wereld van bijvoorbeeld de Tour de France, het Lido (waar hij een dochter van een vriend gaat bekijken) of een concert van The Stones, waar hij op speciale uitnodiging van een vriend naartoe gaat. Wel is het allemaal heel inleefbaar; vooral zijn verslag van het Stones-concert, waar alle beroemdheid dichtbij langs hem heen waait zonder dat hij er ook maar iets van kan aanraken. In dit soort gevallen heeft Van Kooten een heel subtiel, onuitgesproken gevoel voor het tragikomische en vergeefse. Als lezer weet je overigens niet steeds of hij de autobiografische waarheid spreekt of ernstig overdrijft.
 
Die twijfel had ik heel sterk bij het verhaal over zijn bezoek aan een Amerikaanse honkbalwedstrijd, waarbij hij het stadion zou zijn uitgezet, omdat hij in z'n onschuld een bal van de tribune terugwierp het veld in, waardoor er opeens twee ballen in het veld lagen. Angstdroom of werkelijkheid? Een ander specialisme van Van Kooten is zijn greep in het (Haagse) verleden. Hij schrijft graag en veel en nostalgisch over zaken als zijn eerste taxiritje (als broekje van acht dat de geuniformeerde chauffeur een sigaret als tip moest geven), het eerste glaasje Perl, het oude dorpje waar hij vroeger logeerde, de harmonica waarop hij samen met zijn vader moest spelen. Het zijn allemaal charmante, vlot vertelde anekdotes, maar veel diepgang hebben ze niet.
 
Soms daarentegen doet Van Kooten me denken aan de enige juiste opvolger van Simon Carmiggelt, vooral in zijn hedendaagse zedenschetsen. Een erg treffend verhaal is 'Ultima Tule', waarin de hoofdpersoon op een warme herfstdag zijn hond uitlaat en dan op de weide een stel ziet paren. De gegeneerdheid en de angst om voor voyeur te worden aangezien geeft precies die dosis onzekerheid over z'n eigen rol, de manier waarop andere mensen naar hem kijken, die zo typerend is voor de meeste van zijn verhalen. Hier loopt iemand rond met een hypersensor van jewelste, iemand die namens anderen denkt: 'Ik ben er nu bijna voorbij, hemelsbreed. Maar wat als zij mij zien, voor ik de volgende bocht om ben? Dan houden ze mij voor een platte voyeur, die misschien wel een uur heeft staan gluren. Hoe maak ik hun wijs dat ik niks gemerkt heb? De rollen zijn omgedraaid. Zij hoeven niet langer te vrezen dat ik ze zal zien, maar ik ben bang dat zij mij zullen zien, met alle voze conclusies van dien. Ik moet laten merken dat ik hier loop, er zit niks anders op.
 
Ik moet zorgen dat zij mij zien. "Hop!' roep ik dan ook, veel te hard, en nog eens "Hop!' en "Hophophop!'
 
Verplaatsingen geeft alles bij elkaar een goed beeld van wat de schrijver Van Kooten op het ogenblik te bieden heeft, inclusief de openhartige sulligheid. Maar het zijn bescheiden pretenties die worden waargemaakt. Eigenlijk zit ik al een paar boeken lang te wachten op een hogere greep, een werk waarin het kennelijk favoriete type van Van Kooten, de welbespraakte tut (die hij wellicht zelf is) een exemplarische hoofdrol speelt. Een boek met niet de zoveelste Kees van Kooten, maar met een literair karakter. Zolang zullen we het doen met deze lichte, ironische, treffende, wat niet al, vingeroefeningen.
 

 
Terug naar Bibliografie