De allerpersoonlijkste hand

Ondertitel:Eigenzinnige boekwerken van Kees van Kooten en P.F. Thomése
Soort:Recensie
Onderwerp:Hilaria
Auteur:Mirjam van Hengel
Medium:Het Financieele Dagblad
Datum:17-03-2001
Pagina:(Kunst)

In de boekhandel liggen ze dezer dagen vaak in elkaars buurt: Kees van Kootens Hilaria en P.F. Thomése's Greatest Hits. Twee boeken van afwijkend groot formaat, de titel in forse letters over een afbeelding van de auteur. Kees van Kooten, op huishoudtrapje en met zaag in de hand, is nauwelijks identificeerbaar: zijn hoofd steekt in een gat in het plafond. Een huiselijk kiekje. Dat ook in de rest van het boek het particuliere de toon aangeeft in die zin dat het steeds gaat om Van Kootens allerpersoonlijkste kijk op de wereld is gezien zijn eerdere werk - de Modermismen, Hedonia, Annie - niet verwonderlijk.
 
Ook de foto van Thomése, genomen bij Los Angeles, is niet meer dan een privé-snapshotje. Drie heren kijken wat appelig de lens in, links in beeld de schrijver zelf, wit maar met kroeshaar. Naast hem 'J. Kessels', vriend en reisgenoot. Overigens is dit omslag een stuk minder eenduidig dan dat van Van Kootens boek: wat moet dat met die gouden grammofoonplaatletters 'Greatest Hits'? Thomése is toch geen popzanger, als zijn 'greatest hits' zou je eerder zijn boeken verwachten - Zuidland, Haagse liefde & De vieze engel, Heldenjaren en Het zesde bedrijf.
 
Je eigen portret en dan in gouden letters 'Greatest Hits' eroverheen, dat heeft iets van een jongensdroom. Hoewel in Greatest Hits, dat grotendeels uit reisverhalen bestaat, nergens blijkt dat het ooit Thomése's droom was een beroemd popzanger te worden, komen muzikale helden ruimschoots aan bod: Hank Williams, Tom Waits, Elvis, James Brown. Samen met zijn J. Kessels verkent de schrijver de Verenigde Staten in hun voetsporen. Het oude, diepe zuiden van Memphis (the home of the blues) en Nashville (Music City U.S.A.), maar ook Montgomery (met het graf van Hank Williams), New Orleans waar terechtstellingen aan de gang zijn, Texas met de hete adem van de Saturday Night ('De Amerikaanse Droom voor alle doordeweekse sukkels') en het Wilde Westen van de eenzame woestijnhelden.
 
Mislukking
 
Greatest Hits ademt veel droefenis en mislukking, maar dan wel de vrijwillig opgezochte droefenis van de blues en de tearjerking country & western songs. Nergens slaat Thomése door in de richting van sentimentaliteit of oude-heren-nostalgie. Hijzelf en zijn reisgenoot blijven de jongens die ze waarschijnlijk altijd waren: jongens die samen rondrijden, plaatjes draaien, optredens van onmogelijke bandjes bezoeken, zich lam drinken in de kroeg en zich uit de voeten maken als er gedanst moet worden - want dat kunnen ze niet. Daar zijn ze te veel het intellectuele soort muziekliefhebber voor: toeschouwers in plaats van deelnemers. Ze krijgen bij een optreden weliswaar tranen in hun ogen 'van hoe mooi, hoe droevig mooi het was', maar bijvoorbeeld de 'hete neger' die zich volgens het verhaal 'De ziel is een eenzame hete neger' schuilhoudt in iedere soul-liefhebber, komt er op papier uit. Niet in soepel draaiende lendenen.
 
De hoofdstukken over Amerika zijn prachtig van sfeer, ze ademen een loom verdriet, verdronken in veel bier, uitgesmeerd over verlaten highways en verre woestijnen waarin lonesome cowboys verdwijnen. Door zijn stijl weet Thomése de verhalen ook werkelijk die lome traagheid te geven. Zijn lange, languissante zinnen zijn zelf haast muziek: betoverend in het trage, dynamisch in beschrijvingen van levendige alledaagsheid. Na de overzeese reisverhalen volgt er dan een hoofdstuk over Beieren waar de vrienden de paleizen van koning Ludwig bezoeken en gedesillusioneerd raken door de toeristenindustrie die op 'hun' koning gedoken blijkt te zijn. Toon en sfeer zijn hier geheel anders en in plaats van Hank Williams is er Richard Wagner, wiens muziek met jongensachtige plechtigheid en toewijding beluisterd wordt op de autoradio. Een stuk minder overtuigend zijn ten slotte de laatste drie verhalen ('zonder J. Kessels'), een fictief portret, een jeugdherinnering en een kleurloos verslag van een verblijf in Portugal.
 
Confrontatie
 
Greatest Hits is vooral een boek over de confrontatie van persoonlijke passie met de werkelijkheid. In het voordeel van de werkelijkheid valt die eigenlijk nooit uit, maar het knappe is dat Thomése onderwijl zowel de passie als de werkelijkheid prachtig aanwezig weet te stellen. Voor frustratie, de meest zure reactie op iets wat op de een of andere manier ontluistert, ben je bij hem aan het verkeerde adres.
 
Ook bij Kees van Kooten is geen spoor van frustratie aan te treffen. En dat terwijl hij toch voornamelijk schrijft over alles wat hij aan onbegrijpelijks, schokkends, genants en verbijsterends aantreft in de moderne wereld om hem heen. Talrijk zijn zijn onderwerpen: reisbagage (het 'eenkoffergezin' dat niet meer bestaat), stierenvechten, verknipt journalistenproza, lichaamsdelen op straat (de 'bouder'), telefoongedrag van hoerenlopers, muntgeld in asbakjes, doe-het-zelven, applausbehoeften en slechte poëzievertalingen. Dat alles komisch vormgegeven en geïllustreerd, gelardeerd met anekdotes uit het Franse dorp waar zich zijn tweede huisje bevindt en (toegegeven: tamelijk melige) parodieën op vergadernotulen.
 
Aanstekelijk
 
De stukken die eruit springen gaan vaak over onderwerpen waar Van Kooten al wel eerder een boekje over opendeed: voetbal (op aanstekelijke manier vertelt hij hoe hij de hele mensheid kan indelen op plaats in een elftal: 'Tony Blair en zijn vrouw vormen een zuiver rechtsbuitenstel. Jeltsin was een keeper, Gorbatsjov rechtsbinnen evenals wijlen zijn vrouw Raisa'), de Britse humoriste Joanna Lumley die hij zomaar in het wild op het vliegveld aantreft ('Het is waar, zij was het, zij is het, nu gaat ze voorbij met haar prachtige mond, daar gaat ze, ze loopt te mediteren, god wat beweegt ze heerlijk met haar blote voetjes in die platte bruine mocassins en dat perfect geblondeerde haar! Vierenvijftig jaar is zij nu. En dan nog zo verschrikkelijk leuk. Er is geen vrouw om wie ik ooit zo heb kunnen lachen.')
 
Net als Thomése is ook Van Kooten een toeschouwer in het moderne leven, maar dan eentje die zich opwindt. Niet eentje die lankmoedig aanziet hoe de dingen nu eenmaal zijn. De overeenkomst tussen beide heren is echter dat ze nergens iets aan kunnen doen, behalve de wereld in taal omvormen tot hun eigen wereld. Dat is niet niks. Het lukt hen alletwee om fragmenten uit de werkelijkheid op te tillen en in te lijven bij hun persoonlijke mythe. Hun boeken, hoe verschillend ook, onttrekken zich bovendien op een prettige manier aan ieder genre en noch Van Kooten, noch Thomése lijkt iets anders te pretenderen dan vorm te geven aan wat hen fascineert en bezighoudt. Beiden doen ze dat zichtbaar plezier en soepelheid (alsof ze speelkwartier hebben) en boven alles: met inzet van al hun schrijftalent. Want dat is uiteindelijk wat beide in zekere zin 'lichte' boeken zo de moeite waard maakt: dat ze geschreven zijn door mensen die virtuoos de taal naar hun hand kunnen zetten - hun allerpersoonlijkste hand.
 

 
Terug naar Bibliografie